Alfonso XII, (geboren 28 november 1857, Madrid, Spanje- gestorven 25 november 1885, Madrid), Spaanse koning wiens korte regeerperiode (1874-85) de hoop op een stabiele constitutionele monarchie in Spanje deed ontstaan.
De oudste overlevende zoon van koningin Isabella II en vermoedelijk haar gemalin, de hertog van Cádiz, vergezelde Alfonso zijn moeder in ballingschap na haar afzetting door de revolutie van september 1868. Hij kreeg zijn opleiding aan het Theresianum in Wenen en aan het Royal Military College, Sandhurst, Engeland. Isabella deed in juni 1870 afstand van haar rechten ten gunste van hem, maar pas vier jaar later (29 december 1874) werd Alfonso uitgeroepen tot koning van Spanje. In januari van het volgende jaar keerde hij naar zijn land terug.
Het grootste deel van Alfonso’s bewind heerste in Spanje een ongewone rust. Het patroon van het politieke leven werd bepaald door Antonio Cánovas del Castillo, Alfonso’s eerste minister van 1875 tot 1881 en opnieuw van 1884 tot 1885. De twee dringendste problemen – het beëindigen van de burgeroorlog die was ontketend door de Carlisten, de partizanen van de opvolgers van de Spaanse troon in mannelijke lijn, en het opstellen van de grondwet – werden beide in 1876 opgelost. Bovendien vestigde de Conventie van Zanjón de vrede in Cuba na de Tienjarige Oorlog. In januari 1878 trouwde Alfonso met Maria de las Mercedes, dochter van de hertog van Montpensier. Zij stierf zes maanden later en het jaar daarop trouwde de koning met een dochter van aartshertog Karel Ferdinand van Oostenrijk, Maria Cristina, met wie hij twee dochters kreeg en een zoon, de latere Alfonso XIII.
Hoewel hij politiek onervaren was, gaf Alfonso XII blijk van een grote natuurlijke tact en een gezond beoordelingsvermogen, kwaliteiten die de hoop deden rijzen dat de monarchie niet te lijden zou hebben als de in 1876 uitgevaardigde grondwet volledig ten uitvoer zou worden gelegd. Aanslagen op het leven van de koning (oktober 1878 en december 1879) en een militaire pronunciamiento tegen het regime (1883) duidden niet op een algemene ontevredenheid over de herstelde monarchie; integendeel, Alfonso genoot een aanzienlijke populariteit, en zijn vroege dood aan tuberculose was een grote teleurstelling voor degenen die uitkeken naar een constitutionele monarchie in Spanje.