Ammeter, instrument voor het meten van directe of wisselende elektrische stroom, in ampère. Een ampèremeter kan een groot bereik van stroomwaarden meten omdat bij hoge waarden slechts een klein deel van de stroom door het meetmechanisme wordt geleid; een shunt parallel aan de meter voert het grootste deel af.
Ammeters verschillen in hun werkingsprincipe en nauwkeurigheid. De ampèremeter met D’Arsonval-beweging meet gelijkstroom met een nauwkeurigheid van 0,1 tot 2,0 procent. De elektrodynamische ampèremeter maakt gebruik van een bewegende spoel die roteert in het veld dat door een vaste spoel wordt opgewekt. Hij meet gelijk- en wisselstroom met nauwkeurigheden van 0,1 tot 0,25 procent. Bij de thermische ampèremeter, die hoofdzakelijk wordt gebruikt om wisselstroom te meten met nauwkeurigheden van 0,5 tot 3 procent, verhit de gemeten stroom een thermoconvertor (thermokoppel); de aldus opgewekte kleine spanning wordt gebruikt om een millivoltmeter te voeden. Digitale ampèremeters, zonder bewegende delen, gebruiken een circuit zoals de dual slope integrator om een gemeten analoge (continue) stroom om te zetten in zijn digitale equivalent. Veel digitale ampèremeters hebben een nauwkeurigheid beter dan 0,1 procent.