Urticaria wordt gedefinieerd als het plotseling optreden van erythemateuze, jeukende weeën van variabele grootte, met of zonder angio-oedeem (AE) (zwelling van de diepere lagen van de huid). De classificatie is afhankelijk van het tijdsverloop van de symptomen en de aanwezigheid van uitlokkende factoren. Als het minder dan 6 weken duurt, wordt het geclassificeerd als acute urticaria (AU), en als de symptomen langer dan 6 weken aanhouden, wordt het geclassificeerd als chronische urticaria (CU). De huidige internationale richtsnoeren delen CU ook in als chronische spontane urticaria (CSU) en induceerbare urticaria, naargelang de afwezigheid of de aanwezigheid van omgevingsfactoren die de ziekte uitlokken. CSU wordt gedefinieerd als urticaria en/of angio-oedeem waarbij er geen bewijs is van een specifieke uitlokkende factor. CSU wordt in 30-45% van de gevallen in verband gebracht met auto-immuniteit, waarbij sommige immunologische mechanismen worden gedeeld met andere auto-immuunziekten, en wordt bij ongeveer 4,3%-57,4% van de patiënten in verband gebracht met auto-immuun schildklierziekte (ATD). Verschillende studies suggereren dat een adequate therapie met anti-thyroïd geneesmiddelen of levothyroxine in vroege stadia van ATD en CSU, kan helpen om de laatste te verhelpen; maar er is nog steeds een gebrek aan dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek dat deze hypothese ondersteunt bij patiënten zonder abnormale schildklierhormoonspiegels. Het doel van dit overzicht is de pathofysiologie van chronische spontane urticaria en de associatie met auto-immuun schildklierziekte te beschrijven.