Elia en een Fenicische weduwe komen in grote moeilijkheden.
De geschiedenissen uit het Oude Nabije Oosten werden geschreven door elites, voor elites. Door de beperkte geletterdheid en de beperkte toegang tot schrijfwaren en -technieken waren alleen de adel in staat om lange historische verhalen te schrijven. Om deze reden diende de antieke geschiedschrijving ter ondersteuning en legitimatie van de koninklijke heerschappij. Maar de bijbelse geschiedschrijving is in dit opzicht anders.
Tussen de verhalen over Israëls koningschap bevatten de boeken van 1 en 2 Koningen talrijke verslagen die buiten de koninklijke elitesfeer vallen. Zo’n hoofdstuk komt voor in 1 Koningen 17 over een rechteloze profeet en een buitenlandse weduwe temidden van nationale rampspoed.
Deze passage concentreert zich op een paar hoofdthema’s.
Regen
Het hoofdstuk begint met een aankondiging van een afwezigheid van regen gedurende een onbekend aantal jaren (1 Koningen 17:1,7). Deze uitspraak is een straf voor koning Achab, omdat hij “meer kwaad heeft gedaan in de ogen van de HEER dan allen die vóór hem waren” (1 Koningen 16:30). Als koning had Achab de aanbidding van Baäl en Asjera ingelijfd, wat Gods toorn opwekte. De bestraffende stopzetting van de regen dient als een demonstratie dat de aardse koning van een agrarische samenleving is overgeleverd aan de genade van de soevereine God.
Droogte
Hoewel het openingsvers niet expliciet wordt genoemd, geeft het ons een historisch kader van ernstige droogte en de daarmee gepaard gaande ontberingen. De opdracht van de Heer aan Elia om naar het oosten te gaan en in de Wadi Cherith te wachten, houdt een extreem risico in voor de profeet van God met betrekking tot de basisbehoeften aan voedsel en water. Het goddelijke antwoord ligt in de raven en de wadi om voor Elia te zorgen. Het is genoeg om Elia voor nu gerust te stellen.
Dorst
Maar met de blijvende gevolgen van de droogte en de onvermijdelijke mislukte oogsten, versterkt blootstelling de natuurlijke lichamelijke reacties van dorst of honger. Elia gehoorzaamde God en verborg zich in de Wadi Cherith, ergens ten oosten van de Jordaan. Maar in overeenstemming met het profetisch oordeel, kwam de regen nooit en Gods beloofde waterbron stroomde niet meer. Elia had dorst, was hongerig en moe.
Het verhaal zwijgt tergend genoeg over de toestand van Elia’s geest. Was de profeet bang en twijfelde hij, of was hij vervuld van geloof en zekerheid? Misschien worstelde hij tussen beide reacties? Elia was een trouwe profeet en een man van groot geloof. Maar zulke fysieke uitdagingen kunnen zelfs de meest veerkrachtige persoon doen wankelen.
God geeft trouw voedsel, maar soms op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Eerst zorgt God voor de raven, een dier dat niet bekend staat om zijn symbiotische gedrag. Maar na de raven komt het voedsel van een nog opmerkelijker wezen. Hoewel de droogte een straf is voor de Israëlitische koning die afgodische praktijken uit Phoenicië invoert, draagt God de profeet op om hulp te verkrijgen via een Phoenicische weduwe.
Geen angst
De buitenlandse weduwe is de meest rechteloze persoon in het oude Israël. Door ernstige droogte leeft zij voor haar en haar zoon op het randje van de dood. Elia begrijpt deze benarde situatie; misschien heeft zijn tijd van honger en dorst, terwijl hij op God wachtte in de wadi, hem voorbereid op deze profetische ontmoeting. Hij zegt tegen de weduwe: “Wees niet bang.” Dit is niet gemakkelijk te geloven – zonder regen had zij zichzelf en haar jonge zoon al in de dood gelaten. Maar om de een of andere reden (nogmaals, het verhaal zwijgt) gaat ze in op Elia’s verzoek om het laatste van haar schamele voorraad te delen. Elia wordt gevoed. En op zijn beurt zegent hij de buitenlandse weduwe met het wonder van overvloed tot het einde van de droogte.
De unieke verhalen van 1 en 2 Koningen zijn zoveel meer dan koninklijke geschiedschrijving. De hoofdpersonen van een dorstige profeet en een arme weduwe laten ons nadenken en nadenken over onze eigen ervaringen met het wachten op God temidden van angsten en onbekenden. Het nodigt ons uit om het gebrek aan regen, droogte, dorst en angst te begrijpen. Voor de werkende prediker herinnert de passage ons eraan om na te denken over onze eigen geloofsreizen, en na te denken over de keren dat God ons naar een wadi riep zonder verdere instructies dan op Hem te wachten. Uiteindelijk onthult God dat de wadi leidt tot een kans om de minsten onder ons te dienen.
Voor degenen die angst ervaren, nodigt de passage ons uit om in de schoenen van de weduwe te lopen. We horen de stem van God via de profeet met de vriendelijke vermaning om niet bang te zijn voor een uitnodiging tot gastvrijheid en de verzekering van voorziening.
God voorziet in onze behoeften, voedt onze honger, en lest onze dorst. Geschiedenissen uit het Oude Nabije Oosten zijn geschreven door elites, voor elites. 1 en 2 Koningen vertellen echter een veel kleurrijker, veelomvattende geschiedenis die niet beperkt blijft tot de adel, maar zich uitstrekt tot rondtrekkende profeten en arme weduwen. Op de een of andere manier geven de marges ons een rijker perspectief op het toelaten van God in onze eigen ervaringen van dorst, voeding en angst.
GEBED VAN DE DAG
God van ontferming,
Door de kracht van God zorgde Elia voor brood en olie voor de weduwe en haar gezin. Door geloof in God zorgde de weduwe voor voedsel en water voor Elia. Geef ons harten om elkaar lief te hebben, zodat ook wij, door te geven en te ontvangen, de onvoorstelbare kracht van God mogen ervaren, door degene die het leven zelf heeft gegeven, uw Zoon, Jezus Christus. Amen.
HYMNS
Voor alle heiligen ELW 422, H82 287, UMH 711, NCH 299
Ik zing een lied van de heiligen van God H82 293, UMH 712, NCH 295
Er is een uitgestrektheid in Gods barmhartigheid ELW 587, 588, H82 469, 470, UMH 121, NCH 23
CHORAL
Zing mij naar de hemel, Daniel Gawthrop