Mozart, Tsjaikovski, Sinatra en Hendrix – deze en vele andere van ’s werelds beroemdste musici hebben de “perfecte” of “absolute” toonhoogte gehad.
De vaardigheid, gedefinieerd als het herkennen van de toonhoogte van een muzieknoot zonder deze te hoeven vergelijken met een referentienoot, is vrij zeldzaam in de VS en Europa, waar slechts ongeveer één persoon op de 10.000 deze lijkt te hebben.
Vaak op één hoop gegooid met het mysterieuze rijk van talent, is perfecte toonhoogte – volgens Diana Deutsch van de University of California, San Diego (UCSD) – waarschijnlijk meer het resultaat van opvoeding dan van natuur, meer omgeving dan genen.
Deutsch en haar co-auteurs ontdekten dat musici die vloeiend een Oost-Aziatische toontaal spreken, veel meer kans hebben op perfecte toonhoogte.
“Perfecte toonhoogte leek jarenlang een prachtig geschenk – alleen gegeven aan een paar genetisch begiftigde mensen. Maar ons onderzoek suggereert dat het beschikbaar zou kunnen zijn voor vrijwel iedereen,” zei Deutsch.
In tegenstelling tot het Engels, zijn veel Oost-Aziatische talen, zoals Mandarijn, Kantonees en Vietnamees, “tonaal”, zodat de betekenis van een woord vaak afhangt van de toon waarop het wordt gezegd (niet te verwarren met intonatie, zoals sarcasme).
Deutsch veronderstelt dat het leren van perfecte toonhoogte voor vloeiende sprekers van een toontaal vergelijkbaar is met het leren van een tweede toontaal.
De studie volgt op een studie van Deutsch uit 1999, waaruit bleek dat moedertaalsprekers van het Vietnamees en Mandarijn een vorm van perfecte toonhoogte vertoonden bij het uitspreken van woorden, wat haar tot de hypothese bracht dat toonhoogte een buitenmuzikale vaardigheid is.
Deutsch ging vervolgens op onderzoek uit naar perfecte toonhoogte in de muziek. In 2004 ontdekte ze dat studenten aan het Centraal Conservatorium in Beijing, China, die allemaal Mandarijn spraken, bijna negen keer zoveel kans hadden op een perfecte toonhoogte als studenten aan de Eastman School of Music in New York.
Die laatste studie liet echter de vraag open of perfecte toonhoogte een genetische eigenschap zou kunnen zijn – aangezien alle Mandarijnsprekers Oost-Aziatisch waren.
De huidige studie keek naar 203 studenten aan de Thornton School of Music van de University of Southern California, die er allemaal mee instemden de test in de klas te maken (er was dus geen zelfselectie in de steekproef).
Deutsch en haar collega’s ontdekten dat studenten die zeer vloeiend een Oost-Aziatische toontaal spraken bijna 100 procent scoorden op de test, en dat studenten die slechts redelijk vloeiend een toontaal spraken over het geheel genomen lager scoorden.
De studenten – Kaukasisch of Oost-Aziatisch – die helemaal niet vloeiend een toontaal spraken scoorden gemiddeld het slechtst, aldus een bericht van UCSD.
Deze bevindingen werden gepubliceerd in het Journal of the Acoustical Society of America.