De principes van Progressief Onderwijs

John Locke (1632-1704) – Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) –
Johann Heinrich Pestalozzi (1746-1827) – Friedrich Fröbel (1782-1852) –
Francis Wayland Parker (1837-1902) – John Dewey (1859-1952) –
Hans Froelicher Sr. (1865-1930) – Eugene Randolph Smith (1876-1968)

Vroeg voordat Park in 1912 werd opgericht, hadden filosofen zich al modellen van onderwijs voorgesteld die het kind in het middelpunt van het leerproces plaatsten. Deze modellen begonnen een plaats te krijgen in de klaslokalen toen de snelle industrialisatie van de late 19e eeuw aanleiding gaf tot het Progressieve Tijdperk in de Verenigde Staten. Belangrijke sociale en politieke hervormingen – zoals het vrouwenkiesrecht en de leerplicht voor alle kinderen – brachten opvoeders ertoe anders te gaan denken over leren en pedagogie. Hun overtuiging dat kinderen rationele wezens waren, die hun verantwoordelijkheden als toekomstige deelnemers aan een democratische samenleving moesten begrijpen, vereiste een ander soort onderwijs.

De eerste directeur van de Park School, Eugene Randolph Smith, zag in dat wat kinderen nodig hadden een onderwijs was “…dat een individu helpt een begrip van het leven te ontwikkelen, en het karakter en het denk- en doevermogen dat hem zal helpen rijkelijk te leven, zijn capaciteiten verstandig en volledig te gebruiken, en een nuttig en constructief lid van zijn gemeenschap te zijn.” De Progressive Education Association, opgericht in 1919, definieerde haar filosofie in zeven principes. Hoewel het artikel niet is toegeschreven aan een auteur, wijst de tekst op Eugene Randolph Smith, de eerste voorzitter van de vereniging. Deze waarden werden opgenomen als de grondbeginselen van Park en staan ook nu nog centraal in Park.

I. Vrijheid om zich natuurlijk te ontwikkelen

Het gedrag van de leerling moet door hemzelf worden bepaald volgens de sociale behoeften van zijn gemeenschap, in plaats van door willekeurige wetten. Volledige gelegenheid tot initiatief en zelfexpressie moet worden geboden, tezamen met een omgeving rijk aan interessant materiaal dat beschikbaar is voor vrij gebruik door iedere leerling.

II. Interesse, de drijfveer van alle werk

Interesse moet worden bevredigd en ontwikkeld door: (1) Direct en indirect contact met de wereld en haar activiteiten, en gebruik van de aldus opgedane ervaring. (2) Toepassing van de verworven kennis, en correlatie tussen verschillende onderwerpen. (3) Het bewustzijn van prestatie.

III. De Leraar als Gids, niet als Taakmeester

Het is van wezenlijk belang dat de leraren geloven in de doelstellingen en algemene beginselen van het Progressief Onderwijs en dat zij ruimte hebben voor de ontwikkeling van initiatief en originaliteit.
Progressieve leraren zullen het gebruik van alle zintuigen aanmoedigen, de leerlingen trainen in zowel observatie als oordeelsvorming; en in plaats van alleen voordrachten aan te horen, zullen zij het grootste deel van de tijd besteden aan het onderwijzen van het gebruik van verschillende bronnen van informatie, met inbegrip van levensactiviteiten en boeken; hoe te redeneren over de aldus verkregen informatie; en hoe de bereikte conclusies krachtig en logisch onder woorden te brengen. Ideale onderwijsomstandigheden vereisen dat de klassen klein zijn, vooral in de lagere schooljaren.

IV. Wetenschappelijke studie van de ontwikkeling van de leerlingen

Schoolrapporten mogen niet beperkt blijven tot de cijfers die door de onderwijzers worden gegeven om de vorderingen van de leerlingen in hun studie van vakken aan te tonen, maar moeten ook zowel objectieve als subjectieve rapporten bevatten over die lichamelijke, geestelijke, zedelijke en sociale kenmerken die zowel het school- als het volwassen leven beïnvloeden en die door de school en thuis kunnen worden beïnvloed. Dergelijke verslagen moeten worden gebruikt als leidraad voor de behandeling van elke leerling, en moeten ook dienen om de aandacht van de onderwijzer te richten op het zo belangrijke werk van ontwikkeling in plaats van op het louter onderwijzen van leerstof

V. Meer aandacht voor alles wat van invloed is op de lichamelijke ontwikkeling van het kind

Een van de eerste overwegingen van Progressief Onderwijs is de gezondheid van de leerlingen. Veel meer bewegingsruimte, beter licht en lucht, schone en goed geventileerde gebouwen, gemakkelijker toegang tot de buitenlucht en meer gebruik daarvan, zijn allemaal noodzakelijk. Er moet veelvuldig gebruik worden gemaakt van geschikte speelplaatsen. De onderwijzers moeten de lichamelijke toestand van elke leerling nauwkeurig in het oog houden en, in samenwerking met het gezin, een goede gezondheid tot het eerste doel van de kindertijd maken.

VI. Samenwerking tussen school & Huis om aan de behoeften van het kinderleven te voldoen

De school moet, samen met het huis, zoveel mogelijk voorzien in alles wat de natuurlijke interesses en activiteiten van het kind vereisen, vooral gedurende de lagere schooljaren. Deze voorwaarden kunnen alleen worden geschapen door intelligente samenwerking tussen ouders en onderwijzers.

VII. De Progressieve School als Leider in Opvoedkundige Bewegingen

De Progressieve School moet een leider zijn in opvoedkundige bewegingen. Zij moet een laboratorium zijn, waar nieuwe ideeën, indien zij de moeite waard zijn, worden aangemoedigd; waar traditie alleen niet regeert, maar het beste uit het verleden wordt doordesemd met de ontdekkingen van vandaag, en het resultaat vrijelijk wordt toegevoegd aan de som der opvoedkundige kennis.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *