In dit overzicht verzamel ik eerst gegevens over de wereldwijde positie van klimaatgedreven alpiene boomlijnen. Vervolgens worden de oorzaken voor de vorming van de boomgrens besproken vanuit een wereldwijd perspectief. De beschikbare gegevens suggereren een combinatie van een algemene thermische grens voor boomgroei, met regionaal variabele “modulerende” krachten, waaronder de aanwezigheid van bepaalde taxa. Veel van het in de literatuur gevonden verklarend bewijsmateriaal heeft betrekking op deze modulerende aspecten op regionale schalen, terwijl er geen goede verklaringen naar voren kwamen voor het meer fundamentele mondiale patroon dat verband houdt met de temperatuur als zodanig, waarop deze bespreking is gericht. Ik stel de hypothese voorop dat de levensvorm “boom” op boomhoogte beperkt wordt door de potentiële investering, eerder dan de productie, van assimilaten (de groei als dusdanig, eerder dan de fotosynthese of de koolstofbalans, wordt beperkt). In scheuten die aan een koude atmosfeer zijn gekoppeld, wordt verondersteld dat de meristeemactiviteit gedurende een groot deel van de tijd beperkt is, vooral ’s nachts. Door de vermindering van de warmtestroom van de bodem tijdens het groeiseizoen heeft het bladerdak een negatieve invloed op de temperatuur van de wortelzone. De onderdrempeltemperatuur voor weefselgroei en -ontwikkeling lijkt hoger dan 3°C en lager dan 10°C te liggen, mogelijk in het bereik van 5,5-7,5°C, het meest geassocieerd met seizoensgemiddelden van luchttemperatuur aan de boomgrensposities. De fysiologische en ontwikkelingsmechanismen die hiervoor verantwoordelijk zijn, moeten nog worden geanalyseerd. De temperatuur van de wortelzone, hoewel grotendeels onbekend, is waarschijnlijk het meest kritisch.