Een korte analyse van Edgar Allan Poe’s ‘Alone’

Door Dr Oliver Tearle

Edgar Allan Poe (1809-49) schreef ‘Alone’ toen hij nog heel jong was – pas 21 jaar oud. Het gedicht bleef ongepubliceerd tot 1875, meer dan een kwart eeuw na Poe’s dood. Het sentiment is inderdaad iets dat velen van ons kunnen herkennen uit onze tienerjaren en jeugd: dat we ons helemaal alleen voelen en dat we een buitenbeentje zijn in de wereld om ons heen, niet alleen lichamelijk maar ook emotioneel alleen. Hier volgt het gedicht van Poe, gevolgd door enkele woorden van analyse.

Alleen

Van jongs af aan ben ik niet geweest
zoals anderen waren- heb ik niet gezien
zoals anderen zagen- kon ik mijn hartstochten niet uit een gemeenschappelijke bron halen-
Van dezelfde bron heb ik mijn verdriet niet genomen
mijn hart kon ik niet opwekken
mijn hart tot vreugde op dezelfde toon… En alles wat ik liefhad, had ik alleen lief… Toen, in mijn kindertijd, in de dageraad… van een stormachtig leven, werd ik getrokken… uit elke diepte van goed en kwaad… het mysterie dat mij nog steeds bindt… uit de beek.., of de fontein… Van de rode klif van de berg… Van de zon die om me heen rolde… in haar herfsttint van goud… Van de bliksem in de lucht… als ze me voorbij vliegt… Van de donder.., en de storm
En de wolk die de vorm aannam
(Toen de rest van de hemel blauw was)
Van een demon in mijn ogen-

Als we jong zijn en worstelen om onze plaats in de wereld te vinden en te veroveren, hebben velen van ons het gevoel dat we gewoon niet zijn zoals andere mensen. Het is niet verwonderlijk dat Edgar Allan Poe – als we dit lyrische gedicht beschouwen als een persoonlijke uitdrukking van zijn eigen gevoelens – zich ook zo voelde:

Van jongs af aan ben ik niet geweest
zoals anderen waren- heb ik niet gezien
zoals anderen zagen- kon ik mijn hartstochten niet uit een gemeenschappelijke bron putten-
Van dezelfde bron heb ik mijn
verdriet kon ik niet op dezelfde toon doen ontwaken tot vreugde. En alles wat ik liefhad, heb ik alleen liefgehad.

Het is een van de paradoxen van de puberteit dat iedereen precies hetzelfde doormaakt: het gevoel hebben dat ze anders zijn dan alle anderen.

In regels van jambische tetrameters rijmende coupletten – een bijtend ironisch rijmschema, aangezien Poe’s gedicht gaat over zijn eigen falen om met iemand te paren of zijn metgezel of aanvulling te vinden – schetst Poe de tragedie van het anders zijn, van het geen deel uitmaken van de massa. Als een soort verlate romanticus (en in veel opzichten blijft Poe’s poëzie stevig deel uitmaken van de romantische traditie) piekert Poe over zijn eenzaamheid.

Poe’s ‘Alone’ eindigt schijnbaar midden in een zin, midden in een gedachte, met een streepje – en baant zo de weg voor een andere eenzame Amerikaanse dichteres uit de negentiende eeuw, Emily Dickinson. Poe zelf zou sterven, slechts veertig jaar oud, alleen gevonden in de straten van Baltimore.

De auteur van dit artikel, Dr Oliver Tearle, is literatuurcriticus en docent Engels aan de Loughborough University. Hij is de auteur van, onder andere, The Secret Library: A Book-Lovers’ Journey Through Curiosities of History en The Great War, The Waste Land and the Modernist Long Poem.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *