De Zygomycota, of conjugatieschimmels, omvatten schimmels, zoals die welke brood en andere voedingsmiddelen aantasten. De kenmerkende eigenschappen van de Zygomycota zijn de vorming van een zygospore tijdens de geslachtelijke voortplanting en het ontbreken van hyphale celwanden behalve in de voortplantingsstructuren. Van vele soorten (~100) is bekend dat zij plantenwortelsymbionten zijn.
Structuur
De mycelia van de Zygomycota zijn verdeeld in drie typen hyphen. De rhizoïden reiken tot onder het oppervlak en zorgen voor de opname van voedsel. Boven het oppervlak dragen sporangioforen de sporenproducerende sporangia. Groepen rhizoïden en sporangiophorae zijn boven het oppervlak met elkaar verbonden door stolonen. Celwanden die individuele cellen scheiden zijn afwezig in alle structuren behalve de voortplantingsstructuren, waardoor cytoplasma en zelfs kernen tussen cellen kunnen bewegen.
Voortplanting
Zygomycota kunnen zich, net als alle schimmels, zowel ongeslachtelijk als geslachtelijk voortplanten. De ongeslachtelijke voortplanting in Zygomycota is vergelijkbaar met die in andere soorten schimmels, terwijl de seksuele voortplanting enige gelijkenis vertoont met die in Ascomycota.
Ongeslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting in Zygomycota varieert sterk per orde en soort. Sporen kunnen worden gevormd door de scheiding en verdikking van hyphale cellen. Ze kunnen ook worden geproduceerd in gespecialiseerde organen, waarvan de structuur ook sterk varieert.
Seksuele voortplanting
Zoals de Ascomycota hebben sommige Zygomycota twee paringstypes, hoewel afzonderlijke soorten soms maar één paringstype hebben. Wanneer hyfen van tegenovergestelde paringstypes elkaar ontmoeten, produceren ze structuren die progametangia worden genoemd en die dicht en meercellig zijn. Er vormen zich celwanden om de uiteinden van de progametangia te scheiden in gametangia, die met de overblijvende suspensoren aan de paringshyfen blijven vastzitten. Plasmogamie vindt dan plaats tussen de twee gametangia om een zygote te vormen. Vervolgens vindt karyogamie plaats binnen de zygote. De celwanden van de zygote zijn eerst dun, maar worden later dikker tot een zygospore. De kieming begint wanneer de diploïde kern meiose ondergaat en zich aan het eind van een kiembuis een sporangium ontwikkelt. In het sporangium worden sporen geproduceerd.