Plaatsen die geen “gevoel van plaats” hebben, worden soms “plaatsloos” of “inauthentiek” genoemd; cultureel geograaf Edward Relph onderzoekt de “plaatsloosheid” van deze plaatsen, antropoloog Marc Augé noemt ze “non-plaatsen”. De jezuïetenfilosoof Michel de Certeau, die zich verzet tegen het soort reductief denken waartoe plaatsloosheid kan leiden, stelt in zijn boek The Practice of Everyday Life dat een andere manier om plaatsloosheid te zien is om het te zien als ruimte. Voor de Certeau bestaat “ruimte slechts uit kruisingen van mobiele elementen” die niet in stasis zijn (117). Plaats daarentegen is ruimte die op een of andere manier geordend is om een menselijke behoefte te dienen”(117). Een park, bijvoorbeeld, is een plaats die is aangelegd “in overeenstemming waarmee elementen zijn verdeeld in relaties van coëxistentie”(117) en daarom “impliceert het een indicatie van stabiliteit”(117). de Certeau’s ideeën werden instrumenteel in het begrijpen van de kruispunten van macht en sociale relaties in de constructie van plaats. Voor de Certeau was plaatsloosheid, of “ruimte” een plaats voor vrijheid, of tenminste de plaats voor wat Timotheus Vermeulen ziet als “potentieel anarchistische beweging”. Buiten de ideeën van de Certeau worden plaatsloze landschappen gezien als landschappen die geen speciale relatie hebben met de plaatsen waar ze zich bevinden – ze kunnen overal zijn; winkelcentra langs de weg, benzinestations en buurtwinkels, fastfoodketens en warenhuizen zijn genoemd als voorbeelden van plaatsloze landschapselementen. Sommige historische plaatsen of wijken die sterk gecommercialiseerd zijn voor toerisme en nieuwe woonwijken worden omschreven als verloren hebbend hun gevoel van plaats. Gertrude Stein’s “there is no there there” is gebruikt als een beschrijving van dergelijke plaatsen.
Menselijke geografen en sociaal psychologen hebben bestudeerd hoe een gevoel van plaats zich ontwikkelt, met inbegrip van het belang van vergelijkingen tussen plaatsen, het leren van ouderen en het observeren van natuurrampen en andere gebeurtenissen. Van bijzonder belang is het belang van ervaringen in de kindertijd. Milieupsychologen hebben verbanden gekwantificeerd tussen blootstelling aan natuurlijke omgevingen in de kindertijd en milieuvoorkeuren later in het leven. Het leren over de omringende omgeving tijdens de kinderjaren wordt sterk beïnvloed door de directe ervaring van het spelen, alsook door de rol van familie, cultuur en gemeenschap. De speciale band die zich ontwikkelt tussen kinderen en hun kindertijdomgeving wordt door mensengeografen een “oerlandschap” genoemd. Dit kinderlandschap maakt deel uit van de identiteit van een individu en vormt een belangrijk vergelijkingspunt voor de beschouwing van latere plaatsen in het leven. Wanneer mensen zich als volwassenen verplaatsen, zijn zij geneigd nieuwe plaatsen te beschouwen in relatie tot dit basislandschap dat zij tijdens hun kindertijd hebben ervaren. Sense of place wordt gebruikt als een model voor op de gemeenschap gebaseerde psychosociale steunprogramma’s.