De tanden zijn schubben die voor dit specifieke doel zijn aangepast. Ze lijken op menselijke tanden in die zin dat ze een centrale pulpaholte hebben met dentine en een buitenlaag van glazuur. Zij ontwikkelen zich op het binnenkaakkraakbeen en zijn bevestigd aan het tandvlies. Het kroonkafje van de tand ontwikkelt zich het eerst, gevolgd door de wortel.
De vorm van de tand hangt af van de soort en zijn specifieke eisen. Over het algemeen kauwen haaien hun voedsel niet, maar gebruiken ze hun tanden om de prooi te grijpen, vast te houden en in hapklare brokken te scheuren. De tanden kunnen scherp, wigvormig en breed zijn met een gekartelde rand, zoals in het geval van een grote witte haai. Deze vorm is het meest geschikt om een prooi te grijpen en uit elkaar te scheuren.
Soorten als de citroenhaai en de makreelhaai hebben dunne, scherpe tanden die ideaal zijn om glibberige vis te vangen en vast te grijpen. Bodembewoners, zoals de verpleegsterhaai of de engelhaai, hebben dikke, kegelvormige of platte tanden aan de achterkant van hun bek. Deze zijn ontworpen om krabben en andere weekdieren die op de oceaanbodem leven, te verpletteren. Haaien die zich voeden met plankton, zoals de walvishaai, hebben weinig behoefte aan tanden omdat het voedsel door grote filters wordt geleid en vervolgens wordt doorgeslikt. In deze gevallen zijn de tanden gereduceerd.
Omdat de tanden het enige deel van de haai zijn dat uit bot bestaat, is de kans het grootst dat ze gefossiliseerd worden, wat onderzoekers vitale informatie verschaft over vroegere en huidige soorten. De tanden van de Megalodon, bijvoorbeeld, hebben veel informatie opgeleverd over de voedings-, parings- en migratiegewoonten van deze oude haai. Gehoopt wordt dat de haaien van vandaag eeuwen, zelfs millennia, vanaf nu interessante en essentiële details over de wereld zullen blijven opleveren door de geheimen die in hun gefossiliseerde tanden besloten liggen.