Veel van wat we weten over koorts en “normale” temperaturen is afkomstig van onderzoek in de jaren 1860 door Dr. Carl Reinhold August Wunderlich, de Duitse arts die meer dan een miljoen temperatuurmetingen bij 25.000 patiënten vastlegde. Zijn baanbrekende werk leidde tot de goedkeuring van 98,6 als de definitie van de gemiddelde normale temperatuur.
Maar let op het woord “gemiddelde”. De normale lichaamstemperatuur varieert van persoon tot persoon, waarbij de basistemperatuur in het algemeen varieert van 1 graad boven 98,6 tot 1 graad eronder.
Daarnaast is onze lichaamstemperatuur geen constante. Integendeel, hij schommelt voorspelbaar in de loop van de dag. De lichaamstemperatuur bereikt een hoogtepunt in de late namiddag en een dieptepunt in de vroege ochtenduren. Dit circadiane ritme kan leiden tot schommelingen van wel 1 graad hoger of lager. Een stijging van 2 graden ten opzichte van het normale dieptepunt in de vroege ochtend, die aan de definitie van koorts voldoet, kan dus gemakkelijk binnen het bereik van 99 punten vallen.
De keuze van de thermometer kan ook tot verwarring leiden. Een rectale thermometer is de gouden standaard, omdat deze het dichtst bij de kerntemperatuur van het lichaam komt. Andere soorten thermometers, zoals een mondthermometer, een oorthermometer of een voorhoofdsthermometer, zijn handiger maar kunnen lagere waarden opleveren.
Daar komt nog bij dat de normale temperatuur voor bepaalde groepen verschilt. Vrouwen hebben doorgaans een iets hogere basale temperatuur dan mannen. Ouderen hebben vaak lagere temperaturen dan jongeren. En bij andere mensen kan het gewoon om uitschieters van de norm gaan.