Het Fisher-effect

Fisher-effect Definitie

Het Fisher-effect toont het verband aan tussen de reële rente, de nominale rente en het inflatiepercentage. Volgens het Fisher Effect is de reële rentevoet gelijk aan de nominale rentevoet min het verwachte inflatiepercentage (merk op dat in deze vergelijking alle gebruikte rentevoeten samengesteld moeten zijn).

Het resultaat is in de praktijk dat wanneer de inflatie stijgt, de reële rentevoet daalt, wanneer de nominale rentevoeten niet stijgen met dezelfde snelheid als de inflatie. Dit effect is niet altijd onmiddellijk zichtbaar, maar na verloop van tijd is het een consistent economisch patroon.

De vergelijking van het Fisher-effect

Hier volgt de vergelijking van het hierboven beschreven Fisher-effect nogmaals, in de meest vereenvoudigde bewoordingen:

r = i – π

In deze vergelijking is i de nominale rentevoet; r de reële rentevoet; en π het inflatiepercentage. Een meer exacte en ingewikkelde formule voor de Fisher-vergelijking luidt als volgt:

(1 + i) = (1 + r) (1 + π)

The Fisher Effect Equation Example

If, for instance, inflation is 4% annually and the nominal interest rate is 10%, every dollar in the bank becomes $1.10 next year. But because inflation is 4%, that $1.10 can only purchase 6% more goods and services (rather than 10%), which makes the real interest rate 6%. Here it is plugged into the equation above:

6% = 10% – 4%

r = 6% (real interest rate)

i = 10% (nominal interest rate)

π = 4% (rate of inflation)

The Link between Inflation and Nominal Interest Rates

Nominal interest rates tend to run parallel to inflation rates so that monetary policy is effectively neutralized. More specifically, when the money supply is increased by a central bank, and expected inflation rises, that central bank also increases interest rates. En wanneer de nominale rente gelijktijdig met de inflatie stijgt, betekent dit dat er in de praktijk weinig effect is.

Beperkingen van het Fisher-effect

Een belangrijke beperking van dit concept is dat wanneer liquiditeitsvallen optreden (wanneer de spaarrente hoog is en de rente laag, en consumenten afzien van het gebruik van obligaties), een verlaging van de nominale rente mogelijk niet voldoende helpt om de bestedingen en investeringen te verhogen.

Een andere kwestie is de elasticiteit van de vraag ten opzichte van de rentevoet – wanneer de activa in prijs stijgen en het consumentenvertrouwen hoog is, zal een hoge reële rente niet noodzakelijkerwijs de vraag doen afnemen, zodat centrale banken de reële rente verder zouden moeten verhogen om dit te bewerkstelligen.

Ten slotte wijken de rentetarieven die banken hanteren soms af van de basisrente waartoe centrale banken hebben besloten.

Belang met betrekking tot de geldhoeveelheid

Het Fisher-effect laat zien hoe de geldhoeveelheid de inflatie en de nominale rente samen beïnvloedt. Wanneer bijvoorbeeld het monetaire beleid zodanig verandert dat de inflatie met 5 procent toeneemt, is het gevolg dat de nominale rente ook met datzelfde percentage toeneemt.

Wijzigingen in de geldhoeveelheid veranderen de reële rente niet, maar wijzigingen in de nominale rente gaan wel samen met wijzigingen in de geldhoeveelheid.

Prateek Agarwal
Lid sinds 20 juni, 2011

De passie van Prateek Agarwal voor economie begon tijdens zijn bachelorcarrière aan USC, waar hij economie en bedrijfskunde studeerde. He started Intelligent Economist in 2011 as a way of teaching current and fellow students about the intricacies of the subject. Since then he has researched the field extensively and has published over 200 articles.

Share this post

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *