Een van de meest gebruikte oscillatoren is de slinger van een klok. Als je op een slinger duwt om hem te laten slingeren, zal hij met een bepaalde frequentie gaan slingeren — hij zal een bepaald aantal keren per seconde heen en weer slingeren. De lengte van de slinger is het belangrijkste dat de frequentie bepaalt.
Om iets te laten oscilleren, moet energie heen en weer bewegen tussen twee vormen. In een slinger bijvoorbeeld, beweegt energie tussen potentiële energie en kinetische energie. Als de slinger aan het ene eind van zijn reis is, is zijn energie allemaal potentiële energie en is hij klaar om te vallen. Wanneer de slinger zich in het midden van zijn cyclus bevindt, verandert al zijn potentiële energie in kinetische energie en beweegt de slinger zo snel als hij kan. Als de slinger naar het andere eind van zijn slingerbeweging beweegt, verandert alle kinetische energie weer in potentiële energie. This movement of energy between the two forms is what causes the oscillation.
Advertisement
Advertisement
Eventually, any physical oscillator stops moving because of friction. To keep it going, you have to add a little bit of energy on each cycle. In a pendulum clock, the energy that keeps the pendulum moving comes from the spring. The pendulum gets a little push on each stroke to make up for the energy it loses to friction. See How Pendulum Clocks Work for details.
An electronic oscillator works on the same principle.
Advertisement