Hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven?

eter stelde dezelfde vraag aan Jezus: “Heer, hoe vaak moet mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus zei tegen hem: “Ik zeg u niet: tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal toe” (Matteüs 18:21,22).

De joodse traditie zegt dat de leraren van de wet het aantal keren dat iemand een ander moest vergeven, beperkten tot drie, waarbij zij zich baseerden op een verkeerde interpretatie van Amos 1:3. Petrus dacht dat hij op één lijn zat met de leringen van Christus op de Bergrede en verhoogde het aantal tot zeven maal.

De waarheid is dat vergeving geen kwestie is van tijden tellen, maar een houding van het hart. De Bijbel leert dat vergeving meer is dan een gerechtelijke handeling; het is een herstel van vrede waar een conflict was “Daarom hebben wij, gerechtvaardigd door het geloof, vrede met God door onze Heer Jezus Christus” (Rom. 5:1). Vergeving is het loslaten van de zonden die een barrière tussen twee partijen hebben veroorzaakt.

Jezus antwoordde Petrus dat je moet vergeven “tot zeventig maal zeven”. Het is duidelijk dat het getal zelf slechts symbolisch is. Als de geest van vergeving het hart beweegt, zal iemand even bereid zijn om vele malen te vergeven.

Daarna gaf Jezus een gelijkenis die de omgang van de Heer met ons voorstelt, en de manier waarop wij met onze medemensen zouden moeten omgaan. Hij vertelde van een dienaar die door zijn meester een schuld was vergeven die hij verschuldigd was. Maar de vergeven dienaar ging en zette een andere mededienaar in de gevangenis omdat de tweede het eerste geld bezat en niet kon terugbetalen. De eerste dienaar ontving barmhartigheid, maar verzuimde dezelfde vriendelijkheid aan zijn broeder te bewijzen.

Toen de Meester daarvan hoorde, zeide hij: “Gij goddeloze dienaar! Ik heb je al die schuld vergeven omdat je me gesmeekt hebt. Had je ook geen medelijden moeten hebben met je mededienstknecht, zoals ik medelijden met jou heb gehad? En zijn heer werd toornig en leverde hem uit aan de folteraars, totdat hij alles zou betalen wat hem verschuldigd was. Toen zei Jezus tegen Zijn discipelen: “Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als ieder van u vanuit zijn hart zijn broeder zijn zonden niet vergeeft” (v. 32-35). In plaats van egoïsme en haat te tonen jegens onze medemensen, zou Gods goedertierenheid over ons ons ertoe moeten brengen liefdevol en geduldig met allen om te gaan.

In Zijn dienst,
BijbelAsk Team

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *