Het hart is een verbazingwekkende pomp. Al tientallen jaren pompt het op betrouwbare en veilige wijze bloed. Net zoals het hart een pomp is, zijn de bloedvaten pijpen. Zij nemen de output (het bloed) van de pomp op en verdelen het door het lichaam. Bloeddrukmetingen zijn gewoon een manier om de prestaties van die pomp en die leidingen bij te houden.
Een bloeddrukmeting bestaat uit twee getallen: systolisch en diastolisch. Een typische meting kan 120/80 zijn. Wanneer een arts een manchet om een arm doet en deze omhoog pompt, gebruikt hij of zij de druk die door de manchet wordt uitgeoefend om de bloedstroom af te snijden. Wanneer de druk van de manchet wordt opgeheven, gaat het bloed weer stromen en kan de arts die stroming door de stethoscoop horen. Het getal waarbij het bloed begint te stromen (in dit geval 120) is de maat voor de maximale uitgangsdruk van het hart (systolische meting). De arts laat de druk op de manchet verder afnemen en luistert tot hij of zij geen geluid meer hoort. Dat getal (in dit geval 80) geeft de druk in het systeem aan terwijl het hart ontspannen is (diastolische meting).
Wanneer de getallen te hoog zijn, betekent dit dat het hart te hard werkt door beperkingen in de leidingen. Sommige hormonen, zoals adrenaline (die vrijkomt wanneer iemand onder stress staat), zorgen ervoor dat bepaalde bloedvaten zich vernauwen. Hierdoor stijgt de bloeddruk. Wanneer mensen voortdurend onder stress staan, gaat hun bloeddruk omhoog. Dit betekent dat hun hart te hard moet werken. De bloeddruk kan ook stijgen door afzettingen in de leidingen of door verlies van elasticiteit als de bloedvaten ouder worden.
Hoge bloeddruk kan ertoe leiden dat het hart faalt (omdat het te hard werkt). Het kan ook nierfalen veroorzaken (door te veel druk).