Insectenclassificatie

Een foto van een volwassen mannetje Kleinwitje vlinder, _Pieris rapae_

Een volwassen mannetje Kleinwitje vlinder (Pieris rapae), slechts een van de twee vlindersoorten die Koolwitjes worden genoemd.

Mensen herkennen dingen door ze een naam te geven. Dit geldt ook voor levende wezens. Gewone dingen hebben namen uit het dagelijks taalgebruik. Bijvoorbeeld de koolwitjesvlinder, of de zweefvlieg, of de libel, of het lieveheersbeestje. Deze namen zijn prima voor algemeen dagelijks gebruik, maar ze hebben wel problemen:-

  1. Er zijn twee verschillende soorten vlinders die het koolwitje worden genoemd.
  2. Er zijn meer dan 250 verschillende soorten zweefvliegen in Groot-Brittannië.
  3. De naam libelle verwijst naar een aantal verschillende soorten, niet naar slechts één.
  4. In andere delen van de wereld worden lieveheersbeestjes geen lieveheersbeestjes genoemd. In Noord-Amerika worden lieveheersbeestjes bijvoorbeeld lieveheersbeestjes genoemd.

Er zijn ook nog andere problemen. Een daarvan is dat de naam in verschillende delen van het land anders kan zijn. Zo wordt een pissebed in sommige delen van het land een Jiggy Pig genoemd, en elders onder andere namen. Een ander probleem is dat dieren die zelden of nooit worden gezien, geen alledaagse naam hebben.

Toen de wetenschap zich een paar honderd jaar geleden ontwikkelde, begonnen wetenschappers levende wezens in het Latijn te benoemen en te beschrijven. Vaak werd dit proces vervelend en soms werden de beschrijvingen de naam! De situatie werd zeer chaotisch. Uiteindelijk probeerde een Zweedse wetenschapper, Carl von Linné genaamd, het allemaal op te lossen. (De Latijnse versie van zijn naam is Carolus Linnaeus – hij leefde van 1707-1778.) Hij bedacht een systeem met twee namen. Eén daarvan is de soortnaam (in oudere geschriften wordt die ook wel de triviale naam genoemd). Deze soortnaam is min of meer uniek voor die specifieke soort plant of dier. Ook wilde hij met zijn systeem laten zien hoe verschillende dingen aan elkaar verwant waren. Daarom groepeerde hij verschillende soorten waarvan hij dacht dat ze verwant waren in een genus (meervoud genera). Elke soort werd dus een soort genoemd en had twee namen:-

Genus soort

De naam van het genus wordt als eerste geschreven en begint met een hoofdletter.
De specifieke (of soort) naam wordt als tweede geschreven. Deze heeft geen hoofdletter. Soms is de soort naar iemand genoemd. In deze gevallen kan de naam wel met een hoofdletter beginnen.

De woorden die voor de namen werden gebruikt, waren over het algemeen in het Latijn, de taal van de wetenschap en de geleerdheid in die tijd. Om het op te laten vallen werd de naam onderstreept geschreven. Bij het zetten van een boek zet de drukker de onderstreepte woorden cursief. Vandaar dat in een boek de wetenschappelijke namen cursief zijn.

Het Latijnse woord voor 2 is “bi” (b.v. een fiets heeft 2 wielen). De Latijnse term voor naam is “nome”. Als deze twee woorden worden samengevoegd, krijgen we het woord “binomiaal”. Vandaar dat het door von Linné bedachte systeem van twee namen bekend werd als het “binomiale naamgevingssysteem”.

Hij probeerde te laten zien hoe verschillende geslachten verwant waren door ze in een familie te groeperen. Een aantal verschillende families werden gegroepeerd in een orde, orden in een klasse, klassen in een phylum, en verschillende phyla in kingdoms. De twee belangrijkste koninkrijken zijn de planten en de dieren Deze lijst van groepen (of hiërarchie) kan als volgt worden weergegeven:-

  • Soorten – Veel kenmerken hetzelfde.
  • Genus – Het aantal gedeelde kenmerken (of eigenschappen) wordt minder naarmate we lager op de lijst komen.
  • Familie
  • Orde
  • Klasse
  • Phylum
  • Kingdom – Weinig kenmerken hetzelfde.

Dit systeem probeert te laten zien hoe de verschillende soorten levende wezens met elkaar in verband staan, het wordt een “Natural System of Classification” genoemd. Hij publiceerde zijn ideeën in zijn boek “Systema Naturae” in 1735. Dit werd een aantal malen herzien. De tiende editie, gepubliceerd in 1758, is de belangrijkste. De moderne classificatie in de Zoölogie is hierop gebaseerd.

Linnaeus werd sterk beïnvloed door de vroegere geschriften van de Engelse naturalist John Ray (1627-1705). In feite is veel van Linnaeus’ werk gebaseerd op, en een uitbreiding van, Ray’s werken. Dit geldt in het bijzonder voor de classificatie van planten. Linnaeus’ ideeën over plantenclassificatie werden gepubliceerd in zijn werk “Species Plantarum”, gepubliceerd in 1753.

De binomiale naam wordt gevolgd door de naam (of afkorting) van de persoon die de soort voor het eerst heeft beschreven. Deze persoon wordt de auteur genoemd.

Het binominale systeem wordt door wetenschappers over de hele wereld gebruikt. Dit betekent dat de namen internationaal zijn. Als u dus een artikel schrijft over Pieris brassicae, zullen alle wetenschappers weten over welke soort u schrijft. Dat zou niet het geval zijn als je over de koolwitjesvlinder schrijft.

Veel mensen worden “afgeschrikt” door de wetenschappelijke namen. Dat is jammer, want ze zijn over het algemeen gemakkelijk en veel mensen gebruiken ze zonder het te beseffen als ze het over planten hebben. De beste manier is om ze vanaf het begin te gebruiken. Het maakt niet uit of je ze verkeerd uitspreekt, uiteindelijk leer je de juiste uitspraak wel. Het belangrijkste is om ze te gebruiken. In het begin zult u waarschijnlijk moeite hebben. Hou vol, want u zult ze snel onder de knie krijgen. Dan zul je je afvragen waarom je in de eerste plaats op je hoede voor ze was!

orige: Overwintering | Volgende: Insectengroepen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *