Wetenschappelijke naam: Pygoscelis adeliae
Adéliepinguïns werden in 1840 ontdekt door wetenschappers op de Franse Antarctica-expeditie onder leiding van ontdekkingsreiziger Jules Dumont d’Urville. D’Urville noemde Adélie Land, in het zuiden van Antarctica, naar zijn vrouw, Adéle. Ook wetenschappers Jacques Hombron en Charles Jacquinot hebben deze naam aan de soort gegeven.
Lichamelijke beschrijving
Adéliepinguïns zijn middelgrote pinguïns, ze wegen 3 tot 6 kg en zijn 70 cm groot. Ze zijn te herkennen aan de witte ring rond het oog. Mannetjes en vrouwtjes zijn ongeveer even groot en moeilijk uit elkaar te houden.
Zoals alle pinguïns, zijn Adélies uitstekende zwemmers. Het zijn ook zeer vastberaden en succesvolle langeafstandswandelaars, die op de terugreis naar hun kolonies vele kilometers snel ijs overbruggen. Hun loopsnelheid op het ijs bedraagt gemiddeld 2,5 km/u en hun zwemsnelheid 4 tot 8 km/u. Als er genoeg sneeuw op het ijs ligt, geven ze er de voorkeur aan om op hun buik te gaan zitten en te sleeën.
Ze zijn nauw verwant aan de ezelspinguïn (Pygoscelis papua) en de kinbandpinguïn (Pygoscelis antarctica).
Distributie en abundantie
Adéliepinguïns zijn één van de slechts 5 soorten pinguïns die op het Antarctische continent leven (Adélie-, keizers-, ezels-, kinband- en macaronipinguïns).
Adéliepinguïns broeden rond de hele Antarctische kust en op kleine eilandjes op plaatsen waar er rots blootligt. Meer dan 80.000 paren Adéliepinguïns broeden jaarlijks langs de 40 km lange Antarctische kust bij het Mawson station. Wetenschappers van de Australian Antarctic Division bestuderen de Adélie pinguïn kolonie op Béchervaise Island, nabij Mawson als onderdeel van een lange termijn ecosysteem monitoring programma. Deze kolonie is een van de kleinere Adélie-kolonies, bestaande uit ongeveer 1800 broedparen.
Wetenschappers weten veel meer over het gedrag van Adélies in de warmere maanden, omdat ze tussen oktober en februari aan land broeden. Over hun gedrag in de winter, wanneer ze op zee in het pakijs zitten, is minder bekend. Wetenschappers volgen hun routes om te weten te komen waar de Adélies precies heen gaan op hun lange zeereizen. Tot nu toe weten de wetenschappers dat deze pinguïns meer dan 1200 km van hun broedplaats kunnen zwemmen.
Hun belangrijkste roofdieren zijn zeeluipaarden, en ook jagers die eieren en kuikens uit broedkolonies meenemen.
Instandhoudingsstatus: minst zorgwekkend
Broedplaats
In de lente bouwen Adéliepinguïns nesten van de steentjes die ze op het droge vinden. Ze kiezen een schuine plek zodat, als de sneeuw smelt, het water van het nest wegloopt. Als het pakijs nog niet is opgebroken, kan het vinden van voedsel in de buurt een probleem zijn. Adélies moeten soms meer dan 50 km over het ijs lopen om de zee te bereiken. Individuen keren altijd terug naar hetzelfde nest en dezelfde partner, als ze kunnen.
Tegen half november liggen er twee eieren in het nest. De ouders broeden om beurten de eieren uit en zoeken voedsel. De eerste twee broedbeurten duren meestal 11 tot 14 dagen en worden gevolgd door kortere diensten. De kuikens komen in december uit en de ouders wisselen de wacht- en voedertaken om de paar dagen af. De ouders vangen vis, krill en andere kleine schaaldieren, die ze uitbraken voor hun kuikens. De kuikens op het eiland Béchervaise komen ongeveer 80 gram per dag aan.
In januari, als de kuikens drie weken oud zijn, zijn ze groot genoeg om alleen gelaten te worden. Zo kunnen beide ouders tegelijk voedsel voor ze verzamelen. Als de ouders weg zijn, groeperen de kuikens zich voor bescherming en warmte.
In februari vervangen de kuikens hun dons door volwassen veren. Als ze 7 tot 9 weken oud zijn, zijn ze klaar om naar zee te gaan. De meeste kuikens keren pas terug naar de broedkolonie als ze 3 tot 5 jaar oud zijn en in staat om te broeden. Adéliepinguïns hebben een levensverwachting van 10 tot 20 jaar.
Dieet en voeding
Het dieet van Adélies verschilt naargelang de plaats waar het voedsel wordt gevangen. Lokale maaltijden (binnen 20 km van de kolonie) bestaan voornamelijk uit vis, amfipoden en ‘crystal krill’ (Euphausia crystallorophias), terwijl maaltijden op volle zee voornamelijk bestaan uit ‘Antarctic krill’ (Euphausia superba). De grootte van de maaltijden varieert van ongeveer 300 tot 650 g, afhankelijk van de grootte van de kuikens.
De broedende adulten zwemmen tussen 5 en 120 km uit de kust om voedsel voor hun kuikens te vangen. De voederreizen duren 5 tot 72 uur.
Sommige Adéliepinguïns kunnen tot 175 m diepte duiken, maar voeden zich meestal in de bovenste 70 m van de waterkolom.
Adélie satellietvolgsysteem
Wetenschappers hebben satellietzenders aan geselecteerde Adélies bevestigd, zodat ze hun bewegingen kunnen volgen wanneer ze op zee zijn om te eten. De zenders sturen signalen naar een satelliet in een baan om de aarde die de signalen doorstuurt naar de Australian Antarctic Division in Kingston, Tasmanië. De zeeroutes van de pinguïns kunnen dan in kaart gebracht worden. Wetenschappers gebruiken ook vaak duikdiepte recorders om te bepalen hoe diep de pinguïns duiken om hun prooi te vangen.
Automated Penguin Monitoring System
Australische wetenschappers hebben een revolutie teweeggebracht in het verzamelen van gegevens van pinguïns. Voor de nieuwe methode in gebruik was, moesten wetenschappers herhaaldelijk pinguïns hanteren om de nodige gegevens te bekomen. Nu wordt het Automated Penguin Monitoring System gebruikt om automatisch pinguïns te wegen, te identificeren en de richting te bepalen als ze over een weegplatform lopen dat tussen de broedkolonie en de zee is geplaatst. Deze methode van gegevensverzameling zorgt voor de minste verstoring en is minder stresserend voor de pinguïns.
Om elke vogel te identificeren, gebruiken wetenschappers een kleine elektronische tag die ze onder de huid van de pinguïns implanteren. Als de vogels op het platform stappen, activeert hun tag het systeem. Men kan dan aflezen hoe lang elke vogel al aan het foerageren is en hoeveel voedsel de vogel aan zijn kuiken geeft. Het wegen van pinguïns is belangrijk, omdat wetenschappers dan kunnen zien hoeveel krill en vis ze eten en aan hun kuikens geven.