- Wat je leert doen: het levensloopperspectief uitleggen
- Leerresultaten
- Het levensloopperspectief
- Ontwikkeling is een leven lang
- Ontwikkeling is multidimensionaal
- Ontwikkeling is multidirectioneel
- Toepassingen van het Levensloopperspectief
- Probeer het
- De ontwikkeling is plastisch
- Link to Learning
- Ontwikkeling is contextueel
- Andere contextuele invloeden op ontwikkeling: Cohort, sociaal-economische status en cultuur
- Cohorts
- Probeer het
- bekijk het
- Hoe beïnvloedt de sociaaleconomische status de taalontwikkeling?
- Ontwikkeling is Multidisciplinair
- Probeer het
- Denk er eens over
- GLOSSARY
Wat je leert doen: het levensloopperspectief uitleggen
Zoals we hebben geleerd, verwijst de menselijke ontwikkeling naar de fysieke, cognitieve en psychosociale veranderingen en constanten bij mensen in de loop van de tijd. Er bestaan verschillende theorieën over elk ontwikkelingsdomein, en vaak richten theoretici en onderzoekers hun aandacht op specifieke perioden van ontwikkeling (de meeste richten zich traditioneel op de zuigelingen- en kinderjaren; sommige op de adolescentie). Maar is het niet mogelijk dat de ontwikkeling in de ene periode de ontwikkeling in andere perioden beïnvloedt en dat mensen ook tijdens de volwassenheid kunnen groeien en veranderen? In dit gedeelte leren we over ontwikkeling vanuit het levensloopperspectief, dat de multidimensionale, onderling verbonden en steeds veranderende invloeden op ontwikkeling benadrukt.
Leerresultaten
- Beschrijf het levensloopperspectief van Baltes met zijn belangrijkste principes over ontwikkeling
- Leg uit wat wordt bedoeld met ontwikkeling als levenslang, multidimensionaal, en multidirectioneel
- Opheldering over contextuele invloeden op ontwikkeling
Het levensloopperspectief
Figuur 1. Het levensloopperspectief van Baltes benadrukt dat ontwikkeling levenslang, multidimensionaal, multidirectioneel, plastisch, contextueel en multidisciplinair is. Bedenk hoe je eigen ontwikkeling past in elk van deze concepten terwijl je meer in detail over de termen leest.
Levensloopontwikkeling omvat de verkenning van biologische, cognitieve en psychosociale veranderingen en constanten die zich gedurende het hele leven voordoen. Het is gepresenteerd als een theoretisch perspectief, waarin verschillende fundamentele, theoretische en methodologische principes worden voorgesteld over de aard van de menselijke ontwikkeling. Onderzoekers hebben getracht na te gaan of onderzoek naar de aard van ontwikkeling een specifiek metatheoretisch wereldbeeld suggereert. Verschillende opvattingen vormen samen de “familie van perspectieven” die bijdragen aan deze specifieke zienswijze.
De Duitse psycholoog Paul Baltes, een vooraanstaand deskundige op het gebied van levenslange ontwikkeling en veroudering, ontwikkelde een van de benaderingen om ontwikkeling te bestuderen die het levensloopperspectief wordt genoemd. Deze benadering is gebaseerd op een aantal belangrijke principes:
- Ontwikkeling vindt plaats gedurende iemands hele leven, of is levenslang.
- Ontwikkeling is multidimensionaal, dat wil zeggen dat er sprake is van een dynamische interactie van factoren als lichamelijke, emotionele en psychosociale ontwikkeling
- Ontwikkeling is multidirectioneel en resulteert in winst en verlies gedurende het leven
- Ontwikkeling is plastisch, dat wil zeggen dat kenmerken kneedbaar of veranderlijk zijn.
- Ontwikkeling wordt beïnvloed door contextuele en sociaal-culturele invloeden.
- Ontwikkeling is multidisciplinair.
Ontwikkeling is een leven lang
Een leven lang ontwikkelen betekent dat ontwikkeling niet is voltooid in de zuigelingen- of kindertijd of op een specifieke leeftijd; het omvat de gehele levensloop, van conceptie tot overlijden. De studie van ontwikkeling richtte zich traditioneel bijna uitsluitend op de veranderingen die zich voordeden van de conceptie tot de adolescentie en de geleidelijke afname op oudere leeftijd; men geloofde dat de vijf of zes decennia na de adolescentie weinig tot geen ontwikkelingsverandering opleverden. De huidige opvatting weerspiegelt de mogelijkheid dat specifieke veranderingen in de ontwikkeling later in het leven kunnen optreden, zonder dat zij bij de geboorte tot stand zijn gekomen. De vroege gebeurtenissen van iemands kindertijd kunnen worden getransformeerd door latere gebeurtenissen in iemands leven. Deze overtuiging benadrukt duidelijk dat alle stadia van de levensloop bijdragen aan de regulering van de aard van de menselijke ontwikkeling.
Verschillende patronen van verandering, zoals richting, timing en volgorde, kunnen per individu verschillen en van invloed zijn op de manier waarop zij zich ontwikkelen. De timing van gebeurtenissen in de ontwikkeling kan bijvoorbeeld op verschillende manieren van invloed zijn op individuen, afhankelijk van hun huidige niveau van rijpheid en begrip. Terwijl mensen door het leven gaan, worden ze geconfronteerd met vele uitdagingen, kansen en situaties die hun ontwikkeling beïnvloeden. Door te beseffen dat ontwikkeling een levenslang proces is, krijgen we een breder perspectief op de betekenis en impact van elke gebeurtenis.
Ontwikkeling is multidimensionaal
Met multidimensionaliteit doelt Baltes op het feit dat een complex samenspel van factoren de ontwikkeling gedurende de hele levensloop beïnvloedt, waaronder biologische, cognitieve en sociaal-emotionele veranderingen. Baltes stelt dat een dynamische interactie van deze factoren de ontwikkeling van een individu beïnvloedt.
In de adolescentie bijvoorbeeld bestaat de puberteit uit fysiologische en fysieke veranderingen met veranderingen in hormoonspiegels, de ontwikkeling van primaire en secundaire geslachtskenmerken, veranderingen in lengte en gewicht, en verschillende andere lichamelijke veranderingen. Maar dit zijn niet de enige soorten veranderingen; er zijn ook cognitieve veranderingen, waaronder de ontwikkeling van geavanceerde cognitieve vermogens zoals het vermogen om abstract te denken. Er zijn ook emotionele en sociale veranderingen, zoals het reguleren van emoties, de omgang met leeftijdgenoten en eventueel afspraakjes. Het feit dat de term puberteit zo’n breed scala aan domeinen omvat, illustreert de multidimensionaliteit van ontwikkeling (denk terug aan de fysieke, cognitieve en psychosociale domeinen van menselijke ontwikkeling die we eerder in deze module hebben besproken).
Ontwikkeling is multidirectioneel
Baltes stelt dat de ontwikkeling van een bepaald domein niet strikt lineair verloopt, maar dat de ontwikkeling van bepaalde eigenschappen kan worden gekarakteriseerd als het vermogen om in de loop van iemands leven zowel toe- als af te nemen in effectiviteit.
Als we het voorbeeld van de puberteit opnieuw gebruiken, zien we dat bepaalde domeinen in deze periode in effectiviteit kunnen toe- of afnemen. Zelfregulatie is bijvoorbeeld een domein van de puberteit dat tijdens de adolescentieperiode diepgaande veranderingen in meerdere richtingen ondergaat. Tijdens de kindertijd hebben individuen moeite met het effectief reguleren van hun acties en impulsief gedrag. Wetenschappers hebben opgemerkt dat dit gebrek aan effectieve regulatie er vaak toe leidt dat kinderen gedrag gaan vertonen zonder de gevolgen van hun daden volledig te overzien. In de loop van de puberteit veranderen de neuronen dit ongereguleerde gedrag door het vermogen om emoties en impulsen te reguleren te vergroten. Omgekeerd neemt het vermogen van adolescenten om zich bezig te houden met spontane activiteit en creativiteit, beide domeinen die gewoonlijk geassocieerd worden met impulsief gedrag, af gedurende de adolescente periode in reactie op veranderingen in cognitie. Neuronale veranderingen in het limbisch systeem en de prefrontale cortex van de hersenen, die in de puberteit beginnen, leiden tot de ontwikkeling van zelfregulering en het vermogen om de consequenties van iemands daden in overweging te nemen (hoewel recent hersenonderzoek aantoont dat dit verband zich tot in de vroege volwassenheid zal blijven ontwikkelen).
Uitgaande van de premisse van multidirectionaliteit, stelde Baltes ook dat ontwikkeling wordt beïnvloed door de “gezamenlijke uitdrukking van kenmerken van groei (winst) en verval (verlies)” Deze relatie tussen ontwikkelingswinst en -verlies vindt plaats in een richting om bepaalde capaciteiten selectief te optimaliseren. Dit vereist het opofferen van andere functies, een proces dat bekend staat als selectieve optimalisatie met compensatie. Volgens het proces van selectieve optimalisatie geven individuen voorrang aan bepaalde functies boven andere, waardoor het aanpassingsvermogen van bepaalde functies vermindert voor specialisatie en verbeterde werkzaamheid van andere modaliteiten.
De verwerving van effectieve zelfregulatie bij adolescenten illustreert dit winst/verlies-concept. Naarmate adolescenten beter in staat zijn hun handelingen effectief te reguleren, kunnen zij gedwongen worden andere kenmerken op te offeren om hun reacties selectief te optimaliseren. Individuen kunnen bijvoorbeeld hun vermogen om spontaan of creatief te zijn opofferen als zij voortdurend weloverwogen beslissingen moeten nemen en hun emoties moeten reguleren. Adolescenten kunnen ook gedwongen worden hun snelle reactietijd bij het verwerken van stimuli op te offeren ten gunste van het volledig kunnen overwegen van de consequenties van hun acties.
Toepassingen van het Levensloopperspectief
Baltes ideeën over ontwikkeling als een levenslang proces is nuttig voor de samenleving omdat het kan helpen bij het identificeren van kwaliteiten of problemen die kenmerkend zijn voor een bepaalde leeftijdsperiode. Als deze kwaliteiten of problemen kunnen worden geïdentificeerd, kunnen specifieke programma’s worden opgezet, zoals naschoolse interventies die de positieve ontwikkeling van de jeugd (PYD) bevorderen.
Positive Youth Development gaat uit van de overtuiging dat alle jongeren het potentieel hebben om productieve, bijdragende leden van de samenleving te worden. PYD benadrukt de sterke kanten van de jeugd en bevordert hun ontwikkeling op fysiek, persoonlijk, sociaal, emotioneel, intellectueel en spiritueel gebied. Interventies moeten worden uitgevoerd met de behoeften en voorkeuren van de deelnemers in gedachten, maar de keuze, waarden en cultuur van het individu moeten altijd in overweging worden genomen.
Big Brothers/Big Sisters is een positief jeugdontwikkelingsprogramma gericht op het gemeenschapsdomein dat substantiële gedragsresultaten voor de jeugd laat zien. Dit programma probeerde positieve identiteit en competentie te bevorderen door een sterke band te creëren met een gezonde volwassene. Deze gezonde volwassenen, of mentoren, zetten zich gedurende een jaar minimaal enkele uren per maand in, twee tot vier keer, met een jongere die zorgvuldig aan hen werd toegewezen op basis van hun achtergrond, voorkeur en geografische nabijheid. Jongeren in dit programma verbeterden in “schoolbezoek, relaties met ouders, academische prestaties, en emotionele steun van leeftijdsgenoten” Middelengebruik en probleemgedrag werden ook voorkomen of verminderd. Bekijk deze video van Big Brothers Big Sisters of America om meer te leren over de kracht van mentorschap.
Probeer het
De ontwikkeling is plastisch
Plasticiteit duidt op intrapersoonlijke variabiliteit en richt zich sterk op de mogelijkheden en grenzen van de aard van de menselijke ontwikkeling. Het begrip plasticiteit benadrukt dat er vele mogelijke ontwikkelingsresultaten zijn en dat de aard van de menselijke ontwikkeling veel opener en pluralistischer is dan de traditionele opvattingen oorspronkelijk impliceerden; er is geen eenduidig pad dat een individu in zijn ontwikkeling over de levensloop moet volgen. Plasticiteit is van essentieel belang voor het huidige onderzoek omdat het potentieel voor interventie wordt afgeleid uit de notie van plasticiteit in de ontwikkeling. Ongewenste ontwikkelingen of gedragingen kunnen worden voorkomen of veranderd.
Als voorbeeld kunnen we noemen dat onderzoekers recentelijk hebben geanalyseerd hoe andere zintuigen het verlies van het gezichtsvermogen van blinde mensen compenseren. Zonder visuele input hebben blinde mensen aangetoond dat tactiele en auditieve functies zich nog steeds volledig ontwikkelen en dat ze tactiele en auditieve signalen kunnen gebruiken om de wereld om hen heen waar te nemen. Een experiment van Röder en collega’s (1999) vergeleek de auditieve lokalisatievaardigheden van blinden met die van zienden door de deelnemers geluiden te laten lokaliseren die hen centraal of perifeer (zijdelings) werden voorgehouden. Zowel congenitaal blinde volwassenen als ziende volwassenen konden een geluid dat voor hen werd gepresenteerd met precisie lokaliseren, maar blinden waren duidelijk beter in het lokaliseren van geluiden die lateraal werden gepresenteerd. Hersenbeeldvormingsstudies hebben aangetoond dat de zintuiglijke cortex in de hersenen gereorganiseerd wordt na visuele deprivatie. Deze bevindingen suggereren dat wanneer het gezichtsvermogen in de ontwikkeling afwezig is, de auditieve cortex in de hersenen gebieden aanwerft die normaal aan het gezichtsvermogen worden gewijd, waardoor ze verder worden verfijnd.
Link to Learning
Kijk naar Seeing Behind the Visual Cortex, een video over onderzoek naar blindheid uitgevoerd door Dr. Tony Ro om meer te leren over hersenplasticiteit bij blinde personen.
Een belangrijk aspect van het verouderingsproces is cognitieve achteruitgang. De dimensies van cognitieve achteruitgang zijn echter gedeeltelijk omkeerbaar, omdat de hersenen een levenslang vermogen tot plasticiteit en reorganisatie van corticaal weefsel behouden. Mahncke en collega’s ontwikkelden een op hersenplasticiteit gebaseerd trainingsprogramma dat leren induceerde bij volwassen volwassenen die met leeftijdsgebonden achteruitgang te maken hadden. Dit trainingsprogramma richtte zich intensief op de nauwkeurigheid van de auditieve taalontvangst en cognitief veeleisende oefeningen waarvan is bewezen dat ze het leeftijdsgebonden geheugenverlies gedeeltelijk omkeren. Het omvatte zeer belonende nieuwe taken die controle over de aandacht vereisten en die steeds moeilijker uit te voeren waren. In vergelijking met de controlegroep, die geen training kreeg en geen significante verandering in geheugenfunctie vertoonde, vertoonde de experimentele trainingsgroep een duidelijke verbetering van het geheugen die aanhield na een follow-up periode van 3 maanden. Deze bevindingen suggereren dat de cognitieve functie, met name het geheugen, aanzienlijk kan worden verbeterd bij volwassen volwassenen met een leeftijdsgebonden cognitieve achteruitgang door gebruik te maken van op hersenplasticiteit gebaseerde trainingsmethoden.
Ontwikkeling is contextueel
In de theorie van Baltes verwijst het paradigma van contextualisme naar het idee dat drie systemen van biologische en omgevingsinvloeden samenwerken om de ontwikkeling te beïnvloeden. Ontwikkeling vindt plaats in een context en varieert van persoon tot persoon, afhankelijk van factoren zoals iemands biologie, familie, school, kerk, beroep, nationaliteit en etniciteit. Baltes identificeerde drie soorten invloeden die gedurende de levensloop werkzaam zijn: normatieve leeftijdsgebonden invloeden, normatieve historisch bepaalde invloeden, en niet-normatieve invloeden. Baltes schreef dat deze drie invloeden gedurende de levensloop werkzaam zijn, dat hun effecten zich in de loop van de tijd opstapelen, en dat zij, als een dynamisch pakket, verantwoordelijk zijn voor hoe levens zich ontwikkelen.
Normatieve leeftijdsinvloeden zijn die biologische en omgevingsfactoren die een sterke correlatie hebben met de chronologische leeftijd, zoals puberteit of menopauze, of op leeftijd gebaseerde sociale praktijken, zoals het begin van de schooltijd of het ingaan van het pensioen. Normatieve historische invloeden zijn verbonden met een specifieke tijdsperiode die de bredere omgevings- en culturele context bepaalt waarin een individu zich ontwikkelt. Ontwikkeling en identiteit worden bijvoorbeeld beïnvloed door historische gebeurtenissen van de mensen die ze meemaken, zoals de Grote Depressie, de Tweede Wereldoorlog, Vietnam, de Koude Oorlog, de Oorlog tegen het Terrorisme, of de vooruitgang in de technologie.
Dit is geïllustreerd in tal van studies, waaronder die van Nesselroade en Baltes, die aantonen dat het niveau en de richting van verandering in de persoonlijkheidsontwikkeling van adolescenten net zo sterk werd beïnvloed door de sociaal-culturele omgeving van dat moment (in dit geval de oorlog in Vietnam) als door leeftijdgerelateerde factoren. De studie betrof personen uit vier verschillende leeftijdsgroepen van adolescenten die alle een significante persoonlijkheidsontwikkeling in dezelfde richting vertoonden (een tendens om zich bezig te houden met ethische, morele en politieke kwesties in plaats van met cognitieve prestaties). Op dezelfde manier toonde Elder aan dat de Grote Depressie een omgeving was die de ontwikkeling van adolescenten en hun overeenkomstige volwassen persoonlijkheden significant beïnvloedde, door een vergelijkbare gemeenschappelijke persoonlijkheidsontwikkeling in alle leeftijdsgroepen te laten zien. De theorie van Baltes stelt ook dat de historische sociaal-culturele omgeving van invloed was op de ontwikkeling van de intelligentie van een individu. De invloedgebieden die volgens Baltes het belangrijkst waren voor de ontwikkeling van intelligentie waren gezondheid, onderwijs en werk. De eerste twee gebieden, gezondheid en onderwijs, zijn van grote invloed op de ontwikkeling van adolescenten, omdat gezonde kinderen die goed worden opgevoed een hoger intelligentieniveau zullen ontwikkelen. Volgens Neiss en Rowe hebben de omgevingsfactoren gezondheid en onderwijs evenveel invloed op intelligentie als erfelijke intelligentie.
Normatieve invloeden zijn onvoorspelbaar en niet gebonden aan een bepaalde ontwikkelingstijd in iemands ontwikkeling of aan een historische periode. Het zijn de unieke ervaringen van een individu, of die nu biologisch of door de omgeving zijn bepaald, die het ontwikkelingsproces vormgeven. Dit kunnen mijlpalen zijn zoals het behalen van een masterdiploma of het krijgen van een bepaalde baan of andere gebeurtenissen zoals het doormaken van een echtscheiding of het verwerken van de dood van een kind.
Het belangrijkste aspect van contextualisme als paradigma is dat de drie invloedssystemen samenwerken om de ontwikkeling te beïnvloeden. Wat betreft de ontwikkeling van adolescenten zouden de leeftijdsinvloeden helpen om de overeenkomsten binnen een cohort te verklaren, de historische invloeden zouden helpen om de verschillen tussen cohorten te verklaren, en de niet-normatieve invloeden zouden de eigenaardigheden van de individuele ontwikkeling van elke adolescent verklaren. Wanneer alle invloeden samen worden beschouwd, levert dat een bredere verklaring op voor de ontwikkeling van een adolescent.
Andere contextuele invloeden op ontwikkeling: Cohort, sociaal-economische status en cultuur
Wat wordt bedoeld met het woord “context”? Het betekent dat we worden beïnvloed door waar en wanneer we leven. Onze acties, overtuigingen en waarden zijn een reactie op de ons omringende omstandigheden. Sternberg beschrijft contextuele intelligentie als het vermogen om te begrijpen wat in een situatie wordt verlangd (Sternberg, 1996). De sleutel hier is te begrijpen dat gedragingen, motivaties, emoties, en keuzes allemaal deel uitmaken van een groter geheel. Onze zorgen zijn dat vanwege wie we sociaal zijn, waar we wonen en wanneer we wonen; ze maken deel uit van een sociaal klimaat en een reeks realiteiten die ons omringen. Belangrijke sociale factoren zijn cohort, sociale klasse, geslacht, ras, etniciteit en leeftijd. Laten we beginnen met twee van deze factoren te onderzoeken: cohort en sociale klasse.
Een cohort is een groep mensen die ruwweg in dezelfde periode in een bepaalde samenleving zijn geboren. Cohorten delen geschiedenissen en contexten van leven. Leden van een cohort hebben dezelfde historische gebeurtenissen en culturele klimaten meegemaakt, die van invloed zijn op de waarden, prioriteiten en doelen die hun leven kunnen sturen.
Cohorts
Figuur 2. Jongens verzamelen oude banden voor rubber tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Bedenk eens wat een jongen bezighoudt als hij in de Verenigde Staten opgroeit tijdens de Tweede Wereldoorlog – laten we hem Henry noemen. Wat Henry’s familie koopt, wordt beperkt door hun kleine budget en door een overheidsprogramma dat is opgezet om voedsel en andere materialen die vanwege de oorlog schaars zijn, te rantsoeneren. Hij is eerder gretig dan haatdragend over het feit dat hij zuinig is en ziet zijn daden als zinvolle bijdragen aan het welzijn van anderen.
Als Henry opgroeit en een eigen gezin krijgt, wordt hij gemotiveerd door beelden van succes die verband houden met zijn ervaringen uit het verleden: hij ziet een succesvolle man als iemand die zijn gezin financieel kan onderhouden, die een vrouw heeft die thuisblijft en voor de kinderen zorgt, en kinderen die respectvol zijn maar genieten van de luxe van dagen vol school en spel zonder rekening te hoeven houden met de lasten van de strijd van de maatschappij. Hij trouwt kort nadat hij zijn middelbare school heeft afgemaakt, krijgt vier kinderen, werkt hard om zijn gezin te onderhouden en is daartoe in staat tijdens de welvarende naoorlogse economie van de jaren vijftig in Amerika. Maar halverwege de jaren zestig en in de jaren zeventig veranderen de economische omstandigheden. Henry’s vrouw, Patricia, begint te werken om het gezin financieel te helpen en om haar verveling als thuisblijfmoeder te overwinnen. De kinderen zijn tieners in een heel ander sociaal klimaat: een klimaat van sociale onrust, bevrijding en het uitdagen van de status quo. Ze zijn niet afgeschermd van de zorgen van de maatschappij; ze zien televisie-uitzendingen in hun eigen huiskamer van de oorlog in Vietnam en ze vrezen de dienstplicht – ze maken deel uit van een jeugdcultuur uit de middenklasse die zeer zichtbaar en luidruchtig is. Henry’s baan als ingenieur wordt uiteindelijk moeilijk als gevolg van inkrimping in de defensie-industrie. Zijn huwelijk van 25 jaar eindigt in een scheiding.
Dit is geen unieke persoonlijke geschiedenis, maar eerder een verhaal dat door veel leden van Henry’s cohort wordt gedeeld. Historische contexten geven vorm aan onze levenskeuzes en motivaties, evenals aan onze uiteindelijke beoordelingen van succes of falen in de loop van ons bestaan. Henry deelt veel normatieve leeftijdsinvloeden met zijn leeftijdgenoten, zoals op hetzelfde moment de arbeidsmarkt betreden of kinderen krijgen rond dezelfde leeftijd, maar ook normatieve historische ervaringen zoals het meemaken van de Vietnamoorlog en de Koude Oorlog. Henry’s unieke levenservaringen, zoals het krijgen van vier kinderen, het krijgen van een scheiding, of het verliezen van zijn baan, zijn de niet-normatieve invloeden die ook van invloed zijn op zijn ontwikkeling.
Probeer het
bekijk het
Deze video beschrijft de normatieve historisch-gegradeerde invloeden die de ontwikkeling van zeven generaties in de afgelopen 125 jaar van de geschiedenis van de Verenigde Staten hebben bepaald. Kunt u uw generatie identificeren? Lijkt de beschrijving juist?
Een andere context die ons leven beïnvloedt is onze sociale status, sociaal-economische status, of sociale klasse. Sociaal-economische status is een manier om gezinnen en huishoudens te identificeren op basis van hun gezamenlijke niveau van opleiding, inkomen en beroep. Hoewel er zeker individuele variatie is, hebben leden van een sociale klasse de neiging vergelijkbare levensstijlen, consumptiepatronen, opvoedingsstijlen, stressfactoren, religieuze voorkeuren en andere aspecten van het dagelijks leven te hebben.
Hoe beïnvloedt de sociaaleconomische status de taalontwikkeling?
De prestatiekloof verwijst naar het hardnekkige verschil in cijfers, testscores en slaagpercentages dat bestaat tussen studenten van verschillende etniciteiten, rassen, en – in bepaalde vakken – seksen (Winerman, 2011). Onderzoek suggereert dat deze prestatieverschillen sterk worden beïnvloed door verschillen in sociaaleconomische factoren die bestaan tussen de families van deze kinderen. Hoewel de onderzoekers erkennen dat programma’s gericht op het verminderen van dergelijke sociaaleconomische discrepanties waarschijnlijk zouden helpen bij het gelijktrekken van de bekwaamheid en prestaties van kinderen met verschillende achtergronden, erkennen zij dat dergelijke grootschalige interventies moeilijk te bereiken zouden zijn. Daarom wordt aanbevolen dat programma’s gericht op het bevorderen van de bekwaamheid en prestaties van kinderen in achterstandssituaties de beste optie zijn om problemen in verband met verschillen in academische prestaties aan te pakken (Duncan & Magnuson, 2005).
Kinderen met een laag inkomen presteren op een aantal onderwijsvariabelen beduidend slechter dan hun leeftijdsgenoten met een midden- of hoog inkomen: Hun scores op gestandaardiseerde toetsen, hun slagingspercentage en hun toelating tot de universiteit zijn beduidend lager en hun schooluitval is veel groter. Er zijn pogingen gedaan om de prestatiekloof te dichten door middel van staats- en federale wetgeving, maar wat als de problemen al beginnen voordat de kinderen naar school gaan?
De psychologen Betty Hart en Todd Risley (2006) hebben hun carrière besteed aan het onderzoeken van de vroege taalvaardigheid en vooruitgang van kinderen in verschillende inkomensniveaus. In een longitudinaal onderzoek ontdekten zij dat, hoewel alle ouders in het onderzoek betrokken waren bij en interactie hadden met hun kinderen, ouders met een midden- en hoog inkomen anders met hun kinderen omgingen dan ouders met een laag inkomen. Na analyse van 1.300 uur ouder-kind interacties, ontdekten de onderzoekers dat ouders met een gemiddeld en hoog inkomen significant meer met hun kinderen praten, te beginnen als de kinderen nog baby’s zijn. Toen ze 3 jaar oud waren, kenden kinderen met een hoog inkomen bijna twee keer zoveel woorden als hun kinderen met een laag inkomen, en ze hadden naar schatting in totaal 30 miljoen woorden meer gehoord dan hun kinderen met een laag inkomen (Hart & Risley, 2003). En de kloven worden alleen maar groter. Voordat ze naar de kleuterschool gaan, scoren kinderen met hoge inkomens 60% hoger op prestatietests dan hun leeftijdsgenoten met lage inkomens (Lee & Burkam, 2002).
Er zijn oplossingen voor dit probleem. Aan de universiteit van Chicago werken deskundigen samen met gezinnen met lage inkomens, bezoeken hen thuis en moedigen hen aan dagelijks en ieder uur meer met hun kinderen te praten. Andere deskundigen ontwerpen kleuterscholen waarin leerlingen met verschillende economische achtergronden in dezelfde klas worden geplaatst. In dit onderzoek boekten kinderen met een laag inkomen aanzienlijke vooruitgang in hun taalontwikkeling, waarschijnlijk als gevolg van het volgen van de gespecialiseerde voorschool (Schechter & Byeb, 2007). Welke andere methoden of interventies kunnen worden gebruikt om de prestatiekloof te verkleinen? Welke soorten activiteiten zouden kunnen worden geïmplementeerd om de kinderen van uw gemeenschap of een naburige gemeenschap te helpen?
Cultuur wordt vaak aangeduid als een blauwdruk of richtlijn die door een groep mensen wordt gedeeld en die aangeeft hoe te leven. Het omvat ideeën over wat goed en fout is, waarnaar gestreefd moet worden, wat gegeten moet worden, hoe gesproken moet worden, wat gewaardeerd wordt, en ook welke emoties in bepaalde situaties gewenst zijn. Cultuur leert ons hoe we in een samenleving moeten leven en stelt ons in staat om vooruit te komen, omdat elke nieuwe generatie kan profiteren van de oplossingen die door vorige generaties zijn gevonden en doorgegeven.
Cultuur wordt een leven lang aangeleerd door ouders, scholen, kerken, media, vrienden en anderen. Het soort tradities en waarden dat zich in een bepaalde cultuur ontwikkelt, dient om de leden te helpen in hun eigen samenleving te functioneren en hun eigen samenleving te waarderen. Wij zijn geneigd te geloven dat de praktijken en verwachtingen van onze eigen cultuur de juiste zijn. Dit geloof dat onze eigen cultuur superieur is, wordt etnocentrisme genoemd en is een normaal bijproduct van het opgroeien in een cultuur. Het wordt echter een wegversperring wanneer het begrip voor culturele praktijken van andere samenlevingen wordt belemmerd. Culturele relativiteit is een waardering voor culturele verschillen en het inzicht dat culturele praktijken het best begrepen kunnen worden vanuit het standpunt van die specifieke cultuur.
Cultuur is een uiterst belangrijke context voor menselijke ontwikkeling en om ontwikkeling te begrijpen is het nodig te kunnen vaststellen welke kenmerken van ontwikkeling cultureel bepaald zijn. Dit inzicht is enigszins nieuw en wordt nog steeds onderzocht. Veel van wat ontwikkelingstheoretici in het verleden beschreven, was cultureel gebonden en moeilijk toepasbaar op verschillende culturele contexten. Erikson’s theorie dat tieners worstelen met identiteit gaat er bijvoorbeeld van uit dat alle tieners leven in een maatschappij waarin zij veel opties hebben en een individuele keuze moeten maken over hun toekomst. In vele delen van de wereld wordt iemands identiteit bepaald door de familiale status of de dictaten van de maatschappij. Met andere woorden, er valt geen keuze te maken.
Zelfs de meest biologische gebeurtenissen kunnen worden bekeken in culturele contexten die uiterst gevarieerd zijn. Neem twee zeer verschillende culturele reacties op menstruatie bij jonge meisjes. In de Verenigde Staten krijgen meisjes op openbare scholen vaak rond de vijfde klas informatie over menstruatie, krijgen ze een kit met producten voor vrouwelijke hygiëne en krijgen ze een of andere vorm van voorlichting over seksuele gezondheid. Dit in tegenstelling tot sommige ontwikkelingslanden, waar menstruatie geen publieke aandacht krijgt, of waar meisjes die ongesteld zijn gedwongen worden naar school te gaan vanwege beperkte toegang tot vrouwelijke producten of een onrechtvaardige houding ten opzichte van menstruatie.
Ontwikkeling is Multidisciplinair
Een enkele discipline zou niet alle aspecten van dit theoretisch kader tot uitdrukking kunnen brengen. Daarom wordt door levenslooponderzoekers expliciet gesuggereerd dat een combinatie van disciplines nodig is om ontwikkeling te begrijpen. Psychologen, sociologen, neurowetenschappers, antropologen, pedagogen, economen, historici, medische onderzoekers en anderen kunnen allemaal geïnteresseerd en betrokken zijn bij onderzoek dat betrekking heeft op de normatieve leeftijds-, de normatieve geschiedenis- en de niet-normatieve invloeden die de ontwikkeling helpen vormen. Veel disciplines kunnen belangrijke concepten bijdragen die kennis integreren, wat uiteindelijk kan leiden tot de vorming van een nieuw en verrijkt begrip van ontwikkeling over de gehele levensloop.
Probeer het
Denk er eens over
- Bedenk je cohort. Kun je het identificeren? Heeft het een naam en zo ja, wat houdt die naam in? In hoeverre bepaalt uw groep uw waarden, gedachten en aspiraties? (Sommige cohortlabels die in de media populair zijn gemaakt voor generaties in de Verenigde Staten zijn Baby Boomers, Generatie X, Millennials, en Generatie Z.)
- Bedenk andere manieren waarop cultuur je ontwikkeling kan hebben beïnvloed. Hoe zouden culturele verschillen van invloed kunnen zijn op interacties tussen leraren en studenten, verpleegkundigen en patiënten, of andere relaties?
GLOSSARY
- Baltes, P. (1987). Theoretische stellingen van de levensloop-ontwikkelingspsychologie: Over de dynamiek tussen groei en achteruitgang. Ontwikkelingspsychologie, 23(5), 611-626. ↵
- Catalano, R., Berglund, L., Ryan, J., Lonczak, H., & Hawkins, D. (2002). Positieve jeugdontwikkeling in de Verenigde Staten: Onderzoeksbevindingen over evaluaties van programma’s voor positieve jeugdontwikkeling. Prevention & Treatment, 5(15), 27-28. ↵