Maria Weston Chapman, née Maria Weston, (geb. 25 juli 1806, Weymouth, Massachusetts, V.S.-overleden 12 juli 1885, Weymouth), Amerikaans abolitioniste die de voornaamste luitenant was van de radicale antislavernij-leider William Lloyd Garrison.
Maria Weston bracht enkele jaren van haar jeugd door in het gezin van een oom in Engeland, waar zij een goede opleiding kreeg. Van 1828 tot 1830 was zij directrice van de Young Ladies’ High School in Boston. Haar huwelijk in 1830 met Henry Grafton Chapman, een koopman uit Boston, bracht haar in abolitionistische kringen, en in 1832 richtte zij met 12 andere vrouwen de Boston Female Anti-Slavery Society op. In 1835, toen een gewelddadige menigte op het punt stond de bijeenkomst van de groep te verstoren, deed Maria Chapman een uitspraak die lang door abolitionisten is geciteerd: “Als dit het laatste bolwerk van vrijheid is, kunnen we net zo goed hier sterven als waar dan ook.’
Chapman werd de belangrijkste assistent van Garrison, hielp hem bij het leiden van de Massachusetts Anti-Slavery Society en bij het uitgeven van The Liberator, een wijdverspreid abolitionistisch blad. In 1839 publiceerde ze Right and Wrong in Massachusetts, een pamflet waarin ze betoogde dat de diepe verdeeldheid onder de abolitionisten voortkwam uit hun meningsverschillen over de rechten van de vrouw. Van 1839 tot 1842 was ze ook redacteur van de Non-Resistant, de publicatie van Garrison’s New England Non-Resistance Society. Chapman zamelde geld in voor de abolitiebeweging door in heel New England antislavernijbeurzen te organiseren.
In 1836 publiceerde Chapman een bundel Songs of the Free en Hymns of Christian Freedom. In mei 1838 sprak ze de anti-slavernijconventie van Amerikaanse vrouwen in Philadelphia toe, ondanks een dreigende menigte. (In 1877 publiceerde zij een uitgave van de autobiografie van de Engelse schrijfster Harriet Martineau, een oude vriendin, waaraan zij een lange memoires toevoegde. De essayist en dichter John Jay Chapman was haar kleinzoon.