Kort na mijn eindexamen stelde mijn psychiater vast dat ik een posttraumatische stressstoornis (PTSS) had en hij schreef me fluoxetine voor.
Het was vreemd dat ik elke dag een pil moest slikken om me ook maar een beetje beter te voelen, maar ik wilde het proberen.
Nadat ik met de medicatie was begonnen, leken mijn symptomen een tijdje erger te worden, tot het punt waarop ik me zo zwak voelde dat ik niets meer kon. Deze symptomen bestonden uit extreme vermoeidheid, misselijkheid, concentratieproblemen, zwakte, angst, rusteloosheid en slaapproblemen.
Toen ik de medicijnen ongeveer zes weken had geslikt, begon ik een verschil te merken – en mijn vriend merkte dat ook. Ik was minder boos en moe, en voelde me in staat om uit te gaan en andere dingen te doen.
Mijn stemming bleef nog steeds laag, omdat ik toch al een heel moeilijke tijd doormaakte. Negatieve impulsieve gedachten kwamen nog steeds vaak voor en waren levendig in mijn hoofd, maar ik deed mijn best om ze opzij te zetten en me te concentreren op hoe ik me beter voelde in mezelf.
Na ongeveer zes maanden stopte ik met medicatie omdat ik er niet veel baat bij voelde en mijn psychiater en ik waren het erover eens dat het een goed idee zou zijn om me op therapie te richten.