Myasthenia Gravis (MG)

Oorzaken/Erfenis

Wat veroorzaakt myasthenia gravis (MG)?

Normaal gesproken (A) laat het immuunsysteem antilichamen los om vreemde indringers, zoals bacteriën, aan te vallen. Bij auto-immuunziekten (B) vallen de antilichamen abusievelijk het eigen weefsel van de persoon aan. Bij myasthenia gravis vallen ze spiercellen aan en beschadigen ze die.Het immuunsysteem verdedigt het lichaam normaal gesproken tegen ziekten, maar soms kan het zich tegen het lichaam keren, wat tot een auto-immuunziekte leidt. MG is slechts een van de vele auto-immuunziekten, waaronder artritis, lupus en type 1 diabetes.

Bij al deze ziekten valt een leger van immuuncellen dat normaal gesproken bacteriën en ziekteveroorzakende “ziektekiemen” aanvalt, abusievelijk cellen en/of eiwitten aan die een essentiële rol spelen in het lichaam. In de meeste gevallen van MG richt het immuunsysteem zich tegen de acetylcholinereceptor – een eiwit op spiercellen dat nodig is voor spierinnervatie en uiteindelijk samentrekking (zie de afbeelding rechts).

Bij de normale neuromusculaire junctie zorgt een zenuwcel ervoor dat een spiercel samentrekt door de chemische stof acetylcholine (ACh) af te geven. ACh hecht zich aan de ACh-receptor – een porie of “kanaal” in het oppervlak van de spiercel – waardoor deze wordt opengedraaid en een inwaartse stroom van elektrische stroom wordt toegelaten die spiercontractie teweegbrengt. Door deze samentrekkingen kan iemand een hand bewegen, telefoneren, door een deur lopen of een andere vrijwillige beweging uitvoeren.

Myasthenia gravis ontstaat wanneer het immuunsysteem antilichamen aanmaakt die de ACh-receptor (AChR), een aanlegplaats voor de zenuwstof acetylcholine (ACh), vernietigen. Sommige behandelingen blokkeren acetylcholinesterase (AChE), een enzym dat ACh afbreekt, terwijl andere gericht zijn op het immuunsysteem.MG ontstaat wanneer het immuunsysteem antilichamen maakt die de ACh-receptor (AChR), een aanhechtingsplaats voor de zenuwstof acetylcholine (ACh), vernietigen. Sommige behandelingen blokkeren acetylcholinesterase (AChE), een enzym dat ACh afbreekt, terwijl andere gericht zijn op het immuunsysteem.

Bijna 85% van de mensen met MG hebben antilichamen tegen de ACh-receptor (AChR) in hun bloed. De antilichamen (Y-vormig eiwit dat immuuncellen, B-cellen genaamd, gebruiken om bacteriën en virussen aan te vallen) richten zich tegen en vernietigen veel van de AChR’s in de spieren. Als gevolg daarvan neemt de reactie van de spier op herhaalde zenuwsignalen na verloop van tijd af, en de spieren worden zwak en verdwijnen uiteindelijk.

Wetenschappers weten niet wat de meeste auto-immuunreacties uitlokt, maar ze hebben een paar theorieën. Een mogelijkheid is dat bepaalde virale of bacteriële eiwitten “zelf-eiwitten” in het lichaam nabootsen (zoals de AChR), waardoor het immuunsysteem wordt gestimuleerd om onbewust het zelf-eiwit aan te vallen.

Er zijn ook aanwijzingen dat een immuunsysteemklier genaamd de thymus een rol speelt bij MG (zie onderstaande afbeelding). De thymus bevindt zich in de borstkas net onder de keel en is essentieel voor de ontwikkeling van het immuunsysteem. Vanaf de foetus tot aan de kindertijd traint de klier immuuncellen, T-cellen genaamd, om onderscheid te maken tussen zelf en niet-zelf.

De thymus, een kleine klier in de borstkas, lijkt een rol te spelen bij MG.Bijna 15% van de mensen met MG heeft een thymische tumor, een thymoma genoemd, en nog eens 75% heeft thymische afwijkingen, een aandoening die thymische hyperplasie wordt genoemd. Als de thymus niet goed werkt, kunnen de T-cellen een deel van hun vermogen verliezen om zelf van niet-eigen te onderscheiden, waardoor ze eerder geneigd zijn de lichaamseigen cellen aan te vallen.

Wat is de genetische gevoeligheid bij MG?

Hoewel MG en andere auto-immuunziekten niet erfelijk zijn, lijkt genetische gevoeligheid wel een rol te spelen. Het lijkt waarschijnlijk dat genetische factoren ook bijdragen aan de pathogenese van MG. Bepaalde typen humaan leukocytenantigenen (HLA), eiwitten op celoppervlakken die verantwoordelijk zijn voor de regulatie van het immuunsysteem, zijn in verband gebracht met myasthenie, waaronder HLA-B8, DRw3 en DQw2.1 MuSK-antilichaam-positieve myasthenie is geassocieerd met haplotypen (clusters van genen die samen overerven) DR14 en DQ5.2

De meeste studies suggereren dat als mensen een familielid hebben met een auto-immuunziekte, hun risico op het krijgen van een auto-immuunziekte verhoogd is – hoe dichter het familielid, hoe hoger het risico.

Zelfs voor eeneiige tweelingen is dat risico echter relatief klein. De meeste studies suggereren dat wanneer een tweeling een auto-immuunziekte heeft, de andere minder dan 50% kans heeft om dezelfde ziekte te krijgen.

Ook hebben mensen die al een auto-immuunziekte hebben, een groter risico om nog een auto-immuunziekte te krijgen. Geschat wordt dat 5% tot 10% van de mensen met MG een andere auto-immuunziekte heeft die voor of na het begin van de MG is ontstaan. De meest voorkomende daarvan zijn auto-immuun schildklierziekte, reumatoïde artritis en systemische lupus erythematosus (een ziekte die meerdere organen aantast).

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *