Toediening
Instrueer patiënten dat zij tijdens de toediening moeten rusten, bij voorkeur in zittende positie. Houd de container verticaal met het ventiel naar boven en de spuitopening zo dicht mogelijk bij de mond. Spuit de dosis bij voorkeur op of onder de tong door de gegroefde knop stevig in te drukken en de mond onmiddellijk na elke dosis te sluiten. DE SPRAY MAG NIET WORDEN GEÏNHALEERD. De medicatie mag niet worden uitgescheiden of de mond worden gespoeld gedurende 5 tot 10 minuten na toediening. Instrueer patiënten om vertrouwd te raken met de positie van de spuitopening, die kan worden herkend aan de vingersteun bovenop het ventiel, om de oriëntatie voor toediening ’s nachts te vergemakkelijken.
De hoeveelheid vloeistof die in de houder is achtergebleven, moet regelmatig worden gecontroleerd. De transparante container kan worden gebruikt voor continue controle van het verbruik. Als de container rechtop en waterpas staat, controleert u of het uiteinde van de middelste slang onder het vloeistofniveau uitsteekt. Zodra de vloeistof onder het niveau van het middelste buisje komt, zullen de resterende sprays niet de beoogde dosis afgeven.