Propinquiteit

Het propinquiteitseffect is de neiging van mensen om vriendschappen of romantische relaties aan te gaan met degenen die zij vaak ontmoeten, waardoor een band ontstaat tussen subject en vriend. Interacties op de werkplek zijn frequent en deze frequente interactie is vaak een belangrijke indicator voor het feit dat in een dergelijke omgeving gemakkelijk hechte relaties kunnen ontstaan. Met andere woorden, er ontstaan gemakkelijker relaties tussen mensen met een hoge mate van bereidheid. Het werd voor het eerst getheoretiseerd door de psychologen Leon Festinger, Stanley Schachter, en Kurt Back in wat later de Westgate studies genoemd werden, uitgevoerd aan het MIT (1950). Het typische Eulerdiagram dat wordt gebruikt om het propinquiteitseffect weer te geven is hieronder weergegeven, waarbij U = universum, A = verzameling A, B = verzameling B, en S = overeenkomst:

De verzamelingen zijn in principe alle relevante materie over een persoon, personen, of niet-personen, afhankelijk van de context. Gelijkenis kan meer zijn dan alleen fysieke afstand. Bewoners van een flatgebouw die dichtbij een trap wonen, hebben bijvoorbeeld de neiging meer vrienden van andere verdiepingen te hebben dan degenen die verder van de trap wonen. Het propinquity-effect wordt meestal verklaard door het mere exposure effect, dat inhoudt dat hoe meer een stimulus wordt blootgesteld, hoe sympathieker hij wordt. Het zuivere blootstellingseffect kan het propinquity-effect echter alleen beïnvloeden als de blootstelling positief is. Als de bewoner herhaaldelijk negatieve ervaringen heeft met een persoon dan heeft het propinquity effect veel minder kans (Norton, Frost, & Ariely, 2007).

In een onderzoek naar interpersoonlijke aantrekkingskracht (Piercey en Piercey, 1972) ondergingen 23 afgestudeerde psychologiestudenten, allemaal uit dezelfde klas, 9 uur gevoeligheidstraining in twee groepen. Studenten kregen pre- en post-tests om hun positieve en negatieve attitudes ten opzichte van elk klaslid te beoordelen. Leden van dezelfde groep beoordeelden elkaar hoger in de post-test dan leden van de andere groep in zowel de pre- als de post-test, en leden van hun eigen groep in de pre-test. De resultaten gaven aan dat de 9 uur durende gevoeligheidstraining de blootstelling van studenten in dezelfde groep aan elkaar verhoogde, en dat ze daardoor aardiger voor elkaar werden.

Propinquiteit is een van de effecten die gebruikt worden om groepsdynamiek te bestuderen. Er is bijvoorbeeld een Brits onderzoek gedaan onder Ierse immigrantenvrouwen om te zien hoe zij met hun nieuwe omgeving omgingen (Ryan, 2007). Uit dit onderzoek bleek dat er bepaalde mensen waren met wie deze vrouwen veel gemakkelijker bevriend raakten dan met anderen, zoals klasgenoten, collega’s op het werk en buren, als gevolg van gedeelde interesses, gemeenschappelijke situaties en voortdurende interactie. Voor vrouwen die zich nog steeds niet op hun plaats voelden toen zij aan het leven in een nieuwe plaats begonnen, maakte de geboorte van kinderen het mogelijk andere banden aan te gaan, die met andere moeders. Met iets oudere kinderen die deelnamen aan activiteiten zoals schoolclubs en teams konden ook sociale netwerken worden uitgebreid, waardoor de vrouwen een sterkere steunbasis kregen, emotioneel of anderszins.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *