Proverbs 1

A. Het begin van de wijsheid.

1. (1) De Spreuken van Salomo.

De Spreuken van Salomo, de zoon van David, koning van Israël:

a. De Spreuken van Salomo: Het boek Spreuken is een verzameling van praktische levenswijsheid, meestal gegeven in korte, gedenkwaardige uitspraken. Hoewel het deel uitmaakt van een groter geheel van wijsheidsliteratuur waartoe ook Job, Psalmen, Prediker en het Hooglied van Salomo behoren, is het Boek Spreuken uniek.

i. Het is uniek in zijn structuur, omdat het voornamelijk een verzameling is van individuele uitspraken zonder veel context of organisatie naar onderwerp.

ii. Het is uniek in zijn theologie, omdat het zich meer bezighoudt met praktische levenswijsheid dan met ideeën over God en Zijn verlossingswerk.

iii. Spreuken is ook uniek in zijn verbinding met de wereldlijke literatuur van zijn tijd. Naburige koninkrijken hadden hun eigen verzamelingen van wijsheidsliteratuur, en op sommige plaatsen zijn er belangrijke overeenkomsten met deze geschriften.

iv. Zoals Ross opmerkt: “Het genre van de wijsheidsliteratuur was algemeen in de antieke wereld, en een overvloedige hoeveelheid materiaal komt uit het oude Egypte.” Sommige van deze werken zijn getiteld:

Egyptisch:

– Instructie van Ptah-hotep.

– Onderricht van Amenemope.

– Instructie van Ani.

Babylonisch:

– Instructie van Shuruppak.

– Adviezen van Wijsheid.

– Woorden van Ahiqar.

v. Er zijn verschillende gedeelten van Spreuken (22:17-23:14 is een voorbeeld) die ontleend lijken te zijn aan De Leer van Amenemope, een oud Egyptisch geschrift. Er is discussie over wie wie heeft geleend, maar de meeste geleerden geloven dat Amenemope eerder is.

vi. “Als Spreuken hier de ontlener is, is het ontlenen niet slaafs maar vrij en creatief. Egyptische juwelen zijn, net als bij de Exodus, door Israëlitische werklieden opnieuw in hun voordeel gezet en tot een fijner gebruik gebracht.” (Kidner)

b. De spreekwoorden: Spreuken onderwijzen wijsheid door middel van korte punten en principes, maar moeten niet worden beschouwd als “wetten” of zelfs universele beloften.

i. “Spreuken zijn wonderbaarlijk succesvol in het zijn wat ze zijn: spreekwoorden. Het zijn geen mislukte profetieën of systematische theologieën. Spreuken zijn bedoeld om te onthouden en over na te denken, niet altijd om zonder voorbehoud ‘over de hele linie’ op elke situatie te worden toegepast.” (Phillips)

ii. “Natuurlijk generaliseren, zoals een spreekwoord moet, en kan daarom worden beschuldigd van het maken van het leven te netjes om waar te zijn. Maar niemand heeft daar bezwaar tegen in wereldlijke spreuken, want de vorm zelf vraagt om een radicale uitspraak en zoekt een toehoorder met zijn verstand bij zich. We hoeven niet te weten dat een spreuk als ‘Vele handen maken licht werk’ niet het laatste woord over dit onderwerp is, want ‘Te veel koks bederven de bouillon’. (Kidner)

iii. “Spreuken zelf maakt dit duidelijk. Een spreekwoord is geen magische formule, die wijsheid en zegen brengt door een bezwering: ‘Zoals de benen van een lamme, die nutteloos hangen, is een spreekwoord in de mond van dwazen’ (Spr. 26:7).” (Phillips)

iv. Spreuken citeert zelden andere delen van de Hebreeuwse Schrift, zoals de Torah of wet. “Een analogie hiermee is de Amerikaanse volkswijsheid die, hoewel vaak gedomineerd door christelijke moraliteit en vooronderstellingen, weinig toespelingen bevat op de Bijbel of christelijke theologie.” (Garrett)

c. De Spreuken van Salomo: Salomo was de koning van Israël, beroemd om zijn wijsheid. In 1 Koningen 3:3-13 vroeg Salomo God om wijsheid om Gods volk te leiden en God verhoorde dat gebed. 1 Koningen geeft vervolgens een opmerkelijke demonstratie van Salomo’s wijsheid, gezien in zijn reactie op het probleem van de twee vrouwen en de overleden zoon (1 Koningen 3:16-28).

i. Er is ook deze beschrijving van Salomo’s wijsheid: Hij sprak drieduizend spreuken, en zijn liederen waren duizend en vijf. Ook sprak hij van bomen, van den cederboom der Libanon af, tot den hysop toe, die uit den muur ontspringt; ook sprak hij van dieren, van vogels, van kruipende dingen, en van vissen. En mannen uit alle volken, uit alle koningen der aarde, die van zijn wijsheid gehoord hadden, kwamen om de wijsheid van Salomo te horen. (1 Koningen 4:32-34)

ii. De aanhef, de spreuken van Salomo, moet niet zo opgevat worden dat Salomo de auteur was van al deze spreekwoorden. Er worden een paar andere auteurs specifiek genoemd. Toch kan het zijn dat Salomo al deze andere spreekwoorden verzamelde en ze in zijn boek plaatste. Of Salomo de verzamelaar was of een of andere niet met name genoemde latere persoon, kunnen we niet met zekerheid weten.

iii. “Het boek vertelt ons dat het het werk is van verschillende auteurs. Drie van hen worden genoemd (Salomo, Agur en Lemuël), anderen worden collectief genoemd als ‘Wijzen’, en ten minste één gedeelte van het boek (het laatste) is anoniem.” (Kidner)

iv. Toch geeft de prominente plaats die Salomo inneemt in deze prachtige verklaringen van wijsheid de lezer een pauze. We weten dat deze opmerkelijk wijze man zijn leven niet in wijsheid heeft beëindigd.

2. (2-6) Het doel van het Boek Spreuken.

Om wijsheid en onderricht te kennen,
Om de woorden van verstand te bespeuren,
Om de onderwijzing der wijsheid te ontvangen,
Rechter, oordeel en billijkheid;
Om de eenvoudigen voorzichtigheid te geven,
Aan de jongeling kennis en discretie-
Een wijs man zal horen en lering vermeerderen,
En een man van verstand zal tot wijze raad komen,
Om een spreekwoord en een raadsel te begrijpen,
De woorden der wijzen en hun raadselen.

a. Om wijsheid en onderricht te kennen: In de opening van zijn verzameling spreekwoorden heeft Salomo het doel van deze wijsheidsspreuken uiteengezet. Zij zijn bedoeld om de aandachtige lezer wijsheid, onderricht, inzicht en begrip te verschaffen.

i. Om wijsheid te kennen: “We leven in het ‘informatietijdperk’, maar we leven zeker niet in het ’tijdperk van wijsheid’. Veel mensen die tovenaars zijn met hun computers, blijken amateurs te zijn als het gaat om een succes te maken van hun leven.” (Wiersbe)

b. Het waarnemen van de woorden van verstand: De verwijzing naar het gezichtsvermogen (zoals ook in Spreuken 3:21) impliceert dat deze woorden van wijsheid gelezen konden worden en ook daadwerkelijk gelezen werden.

i. “In Soemerië en in het oude Egypte schreven schooljongens de onderrichtingsliteratuur op, en in het oude Israël waren de meeste kinderen geletterd (Deut. 6:9; 11:20; Richt. 8:14). Met de uitvinding van het alfabet in de eerste helft van het tweede millennium kon iedereen met een gemiddelde intelligentie binnen een paar weken leren lezen en waarschijnlijk ook schrijven. De vroegste bewaard gebleven tekst in het Hebreeuws (ca. 900 v. Chr.) is een kindertekst waarin de landbouwkalender wordt verteld. A. Millard zegt dat oude Hebreeuwse geschreven documenten aantonen dat lezers en schrijvers niet zeldzaam waren en dat maar weinig Israëlieten niet van schrijven op de hoogte zouden zijn geweest”. (Waltke)

c. Het kennen van wijsheid: Het is nuttig om het verschil tussen wijsheid en kennis te onthouden. Men kan kennis hebben zonder wijsheid. Kennis is het verzamelen van feiten; wijsheid is het juiste gebruik van wat we weten voor ons dagelijks leven. Kennis kan vertellen hoe financiële systemen werken; wijsheid beheert een budget op de juiste manier.

i. “Het is waarschijnlijk een veilige gok om te zeggen dat de meeste mensen tegenwoordig niet erg geïnteresseerd zijn in wijsheid. Zij zijn geïnteresseerd in het verdienen van geld en in het hebben van een goede tijd. Sommigen zijn geïnteresseerd in iets weten, in het krijgen van een opleiding. Bijna iedereen wil aardig gevonden worden. Maar wijsheid? Het nastreven van wijsheid is geen populair ideaal.” (Boice over Psalm 111)

d. Om het onderwijs van wijsheid te ontvangen: Spreuken is iets van een leerschool van wijsheid. We komen er met een open hart en geest naar toe, en ontvangen het onderwijs. Als we dat doen, zal het blijken als rechtvaardigheid, oordeel, en billijkheid uit ons leven vloeien.

i. “En hierin, zoals men goed opmerkt, gaat de armste idioot die een gezond christen is, verder dan de diepzinnigste klerken die niet geheiligd zijn, dat hij zijn eigen hart heeft in plaats van een commentaar om hem te helpen zelfs de meest noodzakelijke punten van de Schrift te begrijpen.” (Trapp)

e. Om de eenvoudigen voorzichtigheid te geven: De eenvoudige is ongeschoold en heeft onderricht nodig. De wijsheid van dit boek zal de jonge, onervarene doen weten wat hij moet doen en hoe hij het moet doen in het leven. Het zal de jonge man kennis en discretie geven.

i. Een kenmerk van de eenvoudige man is dat hij goedgelovig is. De eenvoudige gelooft elk woord, maar de verstandige overweegt zijn stappen goed. (Spreuken 14:15)

ii. Eenvoudig: “Het woord duidt de persoon aan wiens geest gevaarlijk open is. Hij is goedgelovig, hij is naïef. Hij mag meningen hebben, maar hij mist diep doordachte en in de praktijk geteste overtuigingen.” (Phillips)

iii. “De zoon en de goedgelovige (1:4 en 5) staan op de drempel van de volle volwassenheid. De tijd is nabij dat de zoon en de goedgelovige (verzen 4-5) een beslissend standpunt moeten innemen voor de wereld- en levensvisies en -waarden van de godvruchtige ouders en wijzen. Twee tegenstrijdige wereldbeelden doen hun oproep, ‘van Wijsheid/Zotheid, Goed/Pseudo-Goed, Leven/Dood,’ en men moet tussen hen kiezen, want er is geen derde weg.” (Waltke)

f. Een wijs man zal horen en meer leren: Het Boek der Spreuken is niet alleen voor eenvoudigen en onervarenen. Zelfs een wijs man zal veel vinden om hem te helpen en te leiden, als hij maar wil horen. Zelfs een man van verstand kan wijze raad halen uit Spreuken.

i. “Spreuken is niet alleen voor de naïeve en de goedgelovige; iedereen kan groeien door zijn leringen. Mensen met onderscheidingsvermogen kunnen leiding uit dit boek halen, zodat zij op de juiste weg verder kunnen gaan.” (Ross)

g. Een spreekwoord en een raadsel begrijpen: De wijsheid van het Boek Spreuken kan ons ook helpen om moeilijke problemen en sommige raadsels van het leven op te lossen.

3. (7) De grondslag van alle wijsheid.

De vreze des Heren is het begin der kennis,
Maar dwazen verachten wijsheid en onderricht.

a. De vreze des Heren is het begin der kennis: Het boek Spreuken richt zich meer op praktische levenswijsheid dan op theologische ideeën. Toch is het gebaseerd op een essentieel theologisch principe – dat ware kennis en wijsheid voortvloeien uit de vreze des Heren.

i. Deze vrees voor de Heer is geen angstige, bedelende vrees. Het is de gepaste eerbied die het schepsel verschuldigd is aan de Schepper en die de verloste verschuldigd is aan de Verlosser. Het is de gepaste eerbied en eerbied voor God. Verscheidene schrijvers geven hun definitie van de vreze des Heren:

– “Maar wat is de vreze des Heren? Het is die aanhankelijke eerbied waardoor het kind van God zich nederig en zorgvuldig buigt voor de wet van zijn Vader.” (Bridges)

– “Een aanbiddende onderwerping aan de God van het verbond.” (Kidner)

– “‘De vreze des Heren’ drukt uiteindelijk eerbiedige onderwerping aan de wil van de Heer uit en kenmerkt zo een ware aanbidder.” (Ross)

– “De vreze des Heren betekent die godsdienstige eerbied die ieder intelligent wezen verschuldigd is aan zijn Schepper.” (Clarke)

ii. God moet worden beschouwd met respect, eerbied en ontzag. Deze juiste houding van het schepsel ten opzichte van de Schepper is het begin van kennis en wijsheid. Wijsheid kan niet verder komen totdat dit beginpunt is vastgesteld.

iii. Als ware wijsheid eenvoudig kan worden verkregen door menselijke inspanning, energie en vindingrijkheid (zoals de zeldzame en kostbare metalen van de aarde), dan is de vreze des Heren niet essentieel voor het verkrijgen van wijsheid. Maar als zij voortkomt uit Gods openbaring, dan is de juiste relatie met Hem de sleutel tot wijsheid.

iv. “Wat het alfabet is voor het lezen, noten voor het lezen van muziek, en cijfers voor de wiskunde, is de vreze des Heren voor het verkrijgen van de geopenbaarde kennis van dit boek.” (Waltke)

b. Het begin van kennis: Salomo bedoelde hier waarschijnlijk kennis vooral in de zin van wijsheid. De gedachte dat de vreze des Heren het begin der wijsheid is, vinden we ook in Job 28:28, Psalm 111:10, Spreuken 9:10, en Prediker 12:13.

i. Beginnen heeft de betekenis van “het eerste en controlerende principe, in plaats van een stadium dat men achter zich laat; vgl. Pred. 12:13.” (Kidner)

ii. “Het fundamentele feit is dus, dat in alle kennis, alle begrip van het leven, alle interpretatie daarvan, de vreze van Jehovah het voornaamste is, het voornaamste deel, het centrale licht, zonder hetwelk de geest van de mens in duisternis tast, en de weg mist.” (Morgan)

iii. “De val van de mens was een keuze voor wat eerlijk was ‘om iemand wijs te maken’ (Gen. 3:6), maar negeerde het eerste principe van wijsheid, de vreze des Heren.” (Kidner)

B. Instructie aan een zoon.

1. (8-9) Oproep om de wijsheid van ouders te horen en te ontvangen.

Mijn zoon, hoor de onderwijzing van uw vader,
en verzaak de wet van uw moeder niet;
want zij zullen een sierlijk sieraad op uw hoofd zijn,
en ketenen om uw hals.

a. Mijn zoon, hoor de onderwijzing van je vader: Dit is een warme en toepasselijke scène. Een vader spreekt tot zijn zoon en moedigt hem aan de wijsheid van zijn ouders te ontvangen. Het is vaak de aard van de jongeren om de wijsheid van hun oudere generatie traag te ontvangen.

i. De vermelding van een zoon herinnert ons aan een andere tragedie of ironie in het leven van Salomo. Van de man die 700 vrouwen en 300 bijvrouwen had, is slechts één zoon bekend, Rehoboam – en dat was een dwaas.

ii. Omdat zowel de vader als de moeder worden genoemd, weten we dat het onderwijzen van de kinderen in wijsheid de verantwoordelijkheid is van beide ouders.

iii. De vermelding van onderricht toont aan dat Salomo begreep dat kinderen niet alleen, of zelfs hoofdzakelijk, onderwezen moeten worden door lichamelijke straffen (zoals een pak slaag). Kinderen worden in staat geacht na te denken, te leren, en gehoorzaam te zijn aan meer dan blinde onderwerping.

b. Zij zullen een sierlijk sieraad op uw hoofd zijn: Het idee is dat de instructie en de wet die van ouder op kind wordt gegeven, het leven van hun kinderen zal sieren, als zij het maar zullen ontvangen. Als een kroon op het hoofd of kettingen om de hals, zal zulke wijsheid een beloning zijn voor een jongere generatie.

2. (10-14) De verlokking van zondaars.

Mijn zoon, als zondaars u verlokken,
Geef er geen toestemming voor.
Als zij zeggen: “Kom met ons mee,
Laten wij op de loer liggen om bloed te vergieten,
Laten wij de onschuldigen zonder reden op de loer liggen,
Laten wij hen levend verzwelgen als Sheol,
En heel, als zij die afdalen naar de put;
Wij zullen allerlei kostbaar bezit vinden,
Wij zullen onze huizen vullen met buit;
Geef uw lot onder ons,
Laat ons allen één beurs hebben”-

a. Mijn zoon, als zondaars je verleiden: Salomo waarschuwde zijn zoon eerst voor het gevaar van slecht gezelschap. De daden van sommige mensen laten duidelijk zien dat zij zondaars zijn, meer dan in de algemene zin waarin wij allen zondaars zijn. De jongeling moet de verlokkingen van deze mensen weerstaan.

i. Het is veelbetekenend dat deze eerste instructie en waarschuwing in het boek Spreuken spreekt over het gezelschap dat wij hebben en de vriendschappen die wij sluiten. Er zijn weinig sterkere krachten en invloeden op ons leven dan de vrienden die we kiezen. Men heeft gezegd: toon mij uw vrienden en ik kan uw toekomst zien. Het spreekt tot de grote noodzaak voor Gods volk om voorzichtiger en wijzer te zijn in hun keuze van vrienden.

ii. Stem niet toe: “Zij kunnen u geen kwaad doen tenzij uw wil met hen meewerkt …. Zelfs de duivel zelf kan een mens niet tot zonde verleiden tot hij erin toestemt. Als dat niet zo was, hoe zou God dan de wereld kunnen oordelen?” (Clarke)

b. Kom met ons, laat ons op de loer liggen om bloed te vergieten: Wanneer de goddelozen hun boze daden beramen, zal de wijze zoon niet toestemmen. Hij zal zich van hen distantiëren, wat de beloofde of mogelijke winst ook moge zijn (wij zullen onze huizen vullen met buit).

i. Een deel van hun verlokking was eenvoudigweg het gevoel erbij te horen: kom met ons mee. “Blijkbaar was in het oude Israël, niet minder dan in de moderne wereld, de kameraadschap, het makkelijke geld en het gevoel van empowerment dat bendes boden een sterke verleiding voor de jonge man die zich overweldigd voelde door de moeilijkheden van het leven waarmee hij elke dag geconfronteerd werd.” (Garrett)

ii. Salomo beschreef de woorden van zondaars in termen van hun werkelijke betekenis en effect, en niet wat zij werkelijk zeiden. Zulke zondaars zouden toch zeker appelleren aan rijkdom en snel gewin, en niet slechts uitnodigen tot het vergieten van bloed. Salomo zegt ons te horen wat mensen bedoelen met zulke beloften van snelle en gemakkelijke rijkdom, niet alleen wat ze zeggen.

3. (15-19) Het einde dat zal komen over de plannenmakers van geweld.

Mijn zoon, loop niet met hen op de weg,
Weeg uw voet van hun pad;
Want hun voeten lopen naar het kwade,
En zij haasten zich om bloed te vergieten.
Zeker, tevergeefs wordt het net uitgespreid
In het zicht van een vogel;
Maar zij liggen op de loer voor hun eigen bloed,
Zij loeren heimelijk voor hun eigen leven.
Zo zijn de wegen van een ieder die hebzuchtig is naar gewin;
Hij ontneemt het leven van zijn eigenaars.

a. Wandel niet op de weg met hen: De leiding van vader tot zoon was eenvoudig en duidelijk. Blijf uit de buurt van de goddelozen en al hun plannen, want hun voeten lopen naar het kwade.

i. Tevergeefs wordt het net uitgespreid in de ogen van de vogel: “De vogel ziet geen verband tussen het net en wat er op wordt uitgestrooid; hij ziet slechts voedsel dat vrij voor het grijpen ligt. In het proces wordt hij gevangen en gedood. Op dezelfde manier ziet de bende het verband niet tussen hun roofdaden en het lot dat hen in de val lokt.” (Garrett)

ii. Tragisch genoeg werd Salomo’s gezelschap met zondaars – in de vorm van zijn vrouwen die aan afgoderij waren overgegeven – een val waarin hij zelf verstrikt raakte.

b. Zij liggen te wachten op hun eigen bloed: Uiteindelijk kan de door de goddelozen beloofde winst nooit worden vervuld. Zij zeggen: Laat ons wachten om bloed te vergieten (Spreuken 1:11), maar in feite zijn zij de opgejaagden. Zij zoeken het leven en het levensonderhoud van anderen te nemen, maar hun hebzucht ontneemt het leven van de eigenaars.

C. Wijsheid roept op tot de eenvoudigen.

1. (20-21) De openbare oproep van de Wijsheid.

De Wijsheid roept luid naar buiten;
Zij verheft haar stem op de open pleinen.
Zij roept in de voornaamste samenlopen,
Bij de openingen van de poorten in de stad
Zij spreekt haar woorden:

a. De wijsheid roept hardop naar buiten: Salomo stelt wijsheid voor als een persoon, een vrouw die haar leiding en hulp aanbiedt aan de wereld. Haar roep is luid, maar wordt vaak genegeerd.

i. “En van deze wijsheid wordt gezegd dat zij met luide stem roept, om zowel Gods ernst aan te geven in het uitnodigen van zondaars tot bekering, als hun onvergeeflijkheid als zij zo’n luide roep niet horen.” (Poole)

ii. “De grootste tragedie is dat er zoveel lawaai is dat de mensen de dingen niet kunnen horen die ze werkelijk moeten horen. God probeert tot hen door te dringen met de stem van wijsheid, maar alles wat ze horen zijn de verwarde communicatie rommel, dwaze stemmen die hen verder wegleiden van de waarheid.” (Wiersbe)

b. Buiten…op de open pleinen…. de voornaamste concoursen…de poorten in de stad: Wijsheid presenteert zich aan iedereen op elke plaats. Zij biedt haar hulp aan iedereen die aandacht aan haar woorden wil schenken.

i. “Hier de openlijke proclamatie…om duidelijk te maken dat het aanbod van wijsheid is voor de man in de straat, en voor de zaken van het leven, niet voor een elite voor het nastreven van geleerdheid.” (Kidner)

2. (22-27) Een oproep aan de eenvoudigen.

“Hoelang nog, gij eenvoudigen, zult gij de eenvoud liefhebben?
Want de verachters verlustigen zich in hun verachting,
en de dwazen haten de kennis.
Keer u om bij mijn berisping;
Zeker zal ik mijn geest over u uitstorten;
ik zal u mijn woorden bekendmaken.
Omdat Ik geroepen heb en gij hebt geweigerd,
Omdat Ik mijn hand heb uitgestrekt en niemand heeft toegekeken,
Omdat gij al mijn raad hebt verworpen,
En mijn berisping niet hebt willen horen,
Ik zal ook lachen om uw rampspoed,
Ik zal spotten wanneer uw verschrikking komt,
Wanneer uw verschrikking komt als een storm,
En uw verwoesting komt als een wervelwind,
Wanneer benauwdheid en angst over u komen.

a. Hoe lang, gij eenvoudigen, zult gij de eenvoud liefhebben? Wijsheid begint haar oproep door zich te richten tot hen die haar hulp het hardst nodig hebben – de eenvoudigen, zij die ongeschoold zijn in de wegen van wijsheid.

i. Zij daagt degenen zonder wijsheid uit rekenschap af te leggen van hun gebrek, door te vragen: “Hoe lang nog?” Hoeveel weken, maanden of jaren nog zullen de eenvoudigen de hulp van de wijsheid afwijzen of verwaarlozen?

ii. “Als de oproep voor enige tijd is verlengd – ‘Hoe lang nog?’ (v. 22; zie ook Jesaja 65:2)-dan wordt deze waarschuwing gegeven voor een langdurige weigering. Omdat de wijsheid voortdurend is afgewezen, zal de wijsheid lachen om de rampspoed van hen die haar hebben afgewezen.” (Ross)

iii. Het probleem met deze eenvoudigen was dat zij van hun eenvoud hielden. Zij gaven de voorkeur aan hun dwaze onwetendheid boven de inspanning en correctie die de liefde voor en het streven naar wijsheid vereiste.

b. Want verachters verlustigen zich in hun verachting, en dwazen haten kennis: Deze verachting beschrijft hen die opschepperig Gods wijsheid verwerpen en verachten. Zij houden van hun eenvoud en hoon, en zij haten kennis.

i. “Verachters denken dat zij alles weten (Spreuken 21:24) en lachen om de dingen die werkelijk belangrijk zijn. Terwijl de eenvoudige een lege blik op zijn gezicht heeft, draagt de verachter een sneer.” (Wiersbe)

ii. “Dwazen zijn mensen die onwetend zijn van de waarheid omdat ze saai en koppig zijn. Hun probleem is niet een laag IQ of een slechte opleiding; hun probleem is een gebrek aan geestelijk verlangen om Gods wijsheid te zoeken en te vinden.” (Wiersbe)

iii. We kunnen een neerwaartse progressie zien. Je begon goedgelovig, werd toen een dwaas, en eindigde als een verachter (spotter).

c. Keer u om bij mijn berisping; voorzeker zal ik mijn geest over u uitstorten: De omhelzing van wijsheid begint met een wending. Men moet bereid zijn om af te zien van het najagen van dwaasheid en zich naar God en Zijn wijsheid te keren. Deze reactie op de berisping van wijsheid nodigt wijsheid uit om zichzelf uit te storten.

i. Het lijkt erop dat hier de geest van wijsheid wordt beschreven en niet specifiek de Heilige Geest. De twee begrippen zijn niet met elkaar in tegenspraak, maar ze zijn ook niet precies hetzelfde.

d. Omdat Ik geroepen heb en gij geweigerd hebt: Dit is de berisping die de wijsheid aanbood. Zij beloofde dat als zij zou worden afgewezen, zij zou lachen om uw rampspoed. Afgewezen wijsheid heeft de dwaas niets te bieden wanneer de ondergang komt als een wervelwind.

i. “Wijsheid lacht niet om rampspoed, maar om de triomf van wat goed is over wat verkeerd is, wanneer uw rampspoed gebeurt.” (Waltke)

3. (28-33) De gevolgen van verworpen wijsheid.

“Dan zullen zij Mij aanroepen, maar Ik zal niet antwoorden;
Zij zullen Mij naarstig zoeken, maar zij zullen Mij niet vinden.
Omdat zij kennis hebben gehaat
En de vreze des Heren niet hebben verkozen,
Zij hebben niets van mijn raad willen weten
En mijn elke berisping veracht.
Daarom zullen zij de vrucht van hun eigen weg eten,
En vol zijn van hun eigen grillen.
Want de afkeer der eenvoudigen zal hen doden,
En de zelfgenoegzaamheid der dwazen zal hen verderven;
Maar wie naar Mij luistert, zal veilig wonen,
En zal veilig zijn, zonder vrees voor het kwade.”

a. Zij zullen Mij aanroepen, maar Ik zal niet antwoorden: Wanneer wijsheid wordt afgewezen, heeft zij geen alternatief plan voor de dwaas. In de tijd van crisis kan de dwaas niet verwachten te smeken om en onmiddellijk wijsheid te ontvangen (zij zullen Mij ijverig zoeken, maar zij zullen Mij niet vinden).

b. En koos niet voor de vreze des Heren: Daar deze vreze des Heren het begin is van wijsheid en kennis (Spreuken 1:7, Job 28:28, Psalm 111:10, Spreuken 9:10, en Prediker 12:13), is het verwerpen van deze eerbied voor God het verwerpen van wijsheid.

c. Daarom zullen zij de vrucht van hun eigen weg eten: De gevolgen van het verwerpen van wijsheid kunnen niet worden vermeden. Het eindresultaat van deze liefde voor dwaasheid en verachting zal de dood zijn (zal hen doden) en het verderf (zal hen vernietigen).

i. “Eet zoals zij gebakken hebben, drinkt zoals zij gebrouwen hebben. Zij die de wind van ongerechtigheid zaaien, zullen de wervelwind van ellende oogsten.” (Trapp)

ii. Zich afkeren: “De elf andere vermeldingen van zich afkeren staan allemaal in Hosea of Jeremia, altijd met verwijzing naar Israëls afvalligheid, trouweloosheid, en terugvallen van God en van het Mozaïsche verbond.” (Waltke)

iii. Hun eigen weg: “De reden voor de ondergang van de zondaar wordt opnieuw bij zijn eigen deur gelegd. Hij is eigenzinnig omdat hij zich afwendt van de wenkende stem van de wijsheid. Hij veracht de enige remedie.” (Bridges)

iv. “Als elders in het boek dwaas en verachter vaste typen blijken te zijn, is dat hun schuld, niet hun lot: zij eten van de vrucht van hun eigen weg.” (Kidner)

d. Maar wie naar mij luistert, zal veilig wonen: Zij die wel luisteren naar de roep van wijsheid zullen veilig zijn, zonder vrees voor het kwaad. Hun vrees voor de Heer had tot gevolg dat zij geen vrees hadden voor het kwaad.

i. “En gelijk de geest van een goddeloos man vol bezorgdheid is te midden van al zijn uiterlijke voorspoed en heerlijkheid, zo is de geest van een goed mens vervuld van vrede en vreugde, zelfs wanneer zijn uiterlijke mens aan vele moeilijkheden is blootgesteld.” (Poole)

ii. Zonder vrees voor het kwaad: “De dood zal zijn verschrikkingen verliezen, en de dienaar van de Vader worden, die u in Zijn tegenwoordigheid brengt. Pijn en lijden zullen slechts de sterren van de Goddelijke belofte in reliëf werpen. Armoede zal geen kwellingen hebben, en geen stormen, geen alarmen.” (Meyer)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *