De sociolinguïstiek als vakgebied dat zich onderscheidt van de dialectologie, is voortgekomen uit de studie van taalvariatie in stedelijke gebieden. Terwijl de dialectologie de geografische spreiding van taalvariatie bestudeert, richt de sociolinguïstiek zich op andere bronnen van variatie, waaronder klasse. Klasse en beroep behoren tot de belangrijkste linguïstische markers in de samenleving. Een van de fundamentele bevindingen van de sociolinguïstiek, die moeilijk te weerleggen is geweest, is dat klasse en taalvariëteit met elkaar verband houden. Leden van de arbeidersklasse hebben de neiging minder standaardtaal te spreken, terwijl de lagere klasse, de middenklasse en de hogere middenklasse op hun beurt dichter bij de standaard zullen spreken. De hogere klasse, zelfs leden van de hogere middenklasse, spreken echter vaak “minder” standaard dan de middenklasse. Dit komt doordat niet alleen klasse, maar ook klasseaspiraties een rol spelen.
KlasseaspiratiesEdit
Studies, zoals die van William Labov in de jaren zestig, hebben aangetoond dat sociale aspiraties van invloed zijn op spreekpatronen. Dit geldt ook voor klasseaspiraties. In het proces van de wens om geassocieerd te worden met een bepaalde klasse (meestal de hogere klasse en de hogere middenklasse) kunnen mensen die zich sociaal-economisch in die richting bewegen hun spraakpatroon aanpassen om als hen te klinken. Aangezien zij echter geen moedertaalsprekers van de hogere klasse zijn, hypercorrigeren zij vaak hun spraak zodanig dat zij nieuwe fouten introduceren.
In elke contactsituatie is er een machtsdynamiek, of het nu gaat om een leraar-student of een werknemer-klant-situatie, deze machtsdynamiek resulteert in een hiërarchische differentiatie tussen talen.
Sociale taalcodesEdit
Basil Bernstein, een bekende Britse socio-linguïst, bedacht in zijn boek, ‘Elaborated and restricted codes: their social origins and some consequences,’ een methode om taalcodes te categoriseren naar variabele accenten op verbale en extraverbale communicatie. Hij beweerde dat factoren als gezinsoriëntatie, sociale controle, verbale feedback, en mogelijk sociale klasse bijdroegen aan de ontwikkeling van de twee codes: uitgebreide en beperkte.
Beperkte codeEdit
Volgens Basil Bernstein is de beperkte code een voorbeeld van de overheersing van extraverbale communicatie, met een nadruk op interpersoonlijke verbondenheid boven individuele expressie. Zijn theorie plaatst deze code binnen omgevingen die opereren volgens gevestigde sociale structuren die de rollen van hun leden vooraf bepalen, waarin de gemeenschappelijkheid van belangen en bedoelingen als gevolg van een gedeelde lokale identiteit een voorspelbaarheid van discrete bedoelingen schept en daardoor een vereenvoudiging van verbale uitingen. Dergelijke omgevingen kunnen militaire, religieuze en juridische atmosferen omvatten, criminele en gevangenis subculturen, langdurige huwelijksrelaties en vriendschappen tussen kinderen. Door de sterke banden tussen de sprekers wordt expliciete verbale communicatie vaak overbodig en is individuele expressie irrelevant. Vereenvoudiging is echter geen teken van een gebrek aan intelligentie of complexiteit binnen de code; veeleer verloopt de communicatie meer via extraverbale middelen (gezichtsuitdrukking, aanraking, enz.) om de band tussen de sprekers te bevestigen. Bernstein geeft het voorbeeld van een jongeman die een vreemde ten dans vraagt: er is een vaste manier om te vragen, en toch verloopt de communicatie via lichamelijke gunsten en het uitwisselen van blikken. Als zodanig speelt impliciete betekenis in deze code een grotere rol dan in de uitgebreide code. Beperkte code werkt ook om sprekers te verenigen en solidariteit te bevorderen.
Uitgewerkte codeEdit
Basil Bernstein definieerde ‘uitgewerkte code’ op grond van de nadruk op verbale communicatie boven extraverbale. Deze code is typerend voor omgevingen waarin het individu de beschikking heeft over een verscheidenheid aan sociale rollen, die gekozen kunnen worden op basis van aanleg en temperament. Sprekers van een uitgebreide code gebruiken meestal een breder lexicon en vertonen minder syntactische voorspelbaarheid dan sprekers van een beperkte code. Het gebrek aan vooraf bepaalde structuur en solidariteit vereist expliciete verbale communicatie van discrete intentie door het individu om onderwijs- en loopbaansucces te bereiken. Bernstein merkt met enige voorzichtigheid op dat deze code geassocieerd wordt met de hogere klassen (terwijl de beperkte code geassocieerd wordt met de lagere klassen), waar de overvloed aan beschikbare middelen mensen in staat stelt hun sociale rol te kiezen, maar waarschuwt dat studies die de codes associëren met afzonderlijke sociale klassen kleine steekproeven gebruikten en onderhevig waren aan aanzienlijke variatie. Hij beweert ook dat uitgebreide code ontstaat als gevolg van verschillen in sociale context in plaats van intellectuele voordelen; als zodanig verschilt uitgebreide code van beperkte code volgens de context-gebaseerde nadruk op individuele vooruitgang boven bevestiging van gemeenschappelijke banden.
De codes en de ontwikkeling van kinderenEdit
Bernstein verklaart taalontwikkeling volgens de twee codes in het licht van hun fundamenteel verschillende waarden. Zo leert een kind dat uitsluitend aan de beperkte code is blootgesteld, extraverbale communicatie boven verbale, en heeft het daarom wellicht een minder uitgebreide woordenschat dan een kind dat aan beide codes is blootgesteld. Hoewel er geen inherent gebrek aan waarde is aan beperkte code, kan een kind zonder blootstelling aan uitgebreide code moeilijkheden ondervinden bij het betreden van het formele onderwijs, waar standaard, duidelijke verbale communicatie en begrip noodzakelijk is voor het leren en effectieve interactie met zowel docenten als andere studenten met verschillende achtergronden. Als zodanig kan het gunstig zijn voor kinderen die uitsluitend zijn blootgesteld aan beperkte code, om in de kleuterklas te gaan trainen in uitgebreide code, zodat zij een manier van spreken aanleren die binnen de onderwijsomgeving als passend en breed begrijpelijk wordt beschouwd.
Bovendien wijst Bernstein op verschillende onderzoeken naar taalontwikkeling naar sociale klasse. In 1963 voerde het Comité voor Hoger Onderwijs een onderzoek uit naar het verbale IQ dat een verslechtering liet zien bij personen uit de lagere arbeidersklassen op de leeftijd van 8-11 jaar en 11-15 jaar in vergelijking met die uit de middenklasse (die zowel aan beperkte als aan uitgebreide codes was blootgesteld). Additionally, studies by Bernstein, Venables, and Ravenette, as well as a 1958 Education Council report, show a relative lack of success on verbal tasks in comparison to extraverbal in children from lower working classes (having been exposed solely to restricted code).
The following table illustrates differences in language associated with social position:
Non-standard dialect (associated with lower classes) |
Standard dialect (associated with higher classes) |
---|---|
It looks like it ain’t gonna rain today. | It looks as if it isn’t going to rain today. |
You give it to me yesterday. | You gave it to me yesterday. |
Y’gotta do it the right way. | You have to do it the right way. |
Covert prestigeEdit
In het algemeen wordt aangenomen dat niet-standaardtaal taal is met een laag prestige. In bepaalde groepen, zoals traditionele arbeiderswijken, kan standaardtaal echter in veel contexten als ongewenst worden beschouwd. Dit komt omdat het dialect van de arbeidersklasse over het algemeen als een krachtige groepsmarker wordt beschouwd, en vooral voor niet-mobiele individuen drukt het gebruik van niet-standaard variëteiten (zelfs overdreven) de trots van de buurt en de groeps- en klassensolidariteit uit. Er zal dus een aanzienlijk verschil zijn in het gebruik van niet-standaard variëteiten wanneer iemand naar de kroeg gaat of een buurtbarbecue bijwoont (lager), en wanneer iemand naar de bank gaat (hoger).