Generatie X wordt ook wel “de klungel generatie” genoemd, een groep mensen wiens persoonlijke identiteit deels werd gevormd door de onafhankelijkheid van het alleen gelaten worden na school. Sterker nog, de herinneringen aan het alleen thuis zijn vormen nog steeds de opvoeding van sommige GenXers, die hebben gezworen de fouten van hun ouders nooit te herhalen.
Niet zo slecht, schreef B. Bower in 1991, waarin hij opmerkte dat het met een kind dat de school niet afmaakte “sociaal en emotioneel ongeveer net zo goed ging als met jongeren die na schooltijd onder toezicht van een volwassene stonden”. Hoewel kinderen in meerdere studies geen vooruitgang boekten in vergelijking met hun onder toezicht gestelde tegenhangers, schreef Bower, werden betere resultaten gekoppeld aan betere thuissituaties in het algemeen.
Deborah Belle probeerde eind jaren negentig de term “zonder toezicht” te kwalificeren, waarbij ze opmerkte dat concepten van wat onder toezicht en zonder toezicht stond, verschilden per waarnemer. In een vier jaar durend longitudinaal onderzoek keken Belle en collega’s naar gezinnen met ouders die voltijds werkten en ten minste één kind op de lagere school hadden. Ouders en kinderen werden afzonderlijk ondervraagd over zaken als naschoolse routines en eenzaamheid.
Belle ontdekte dat sommige naschoolse regelingen “het keurige onderscheid tussen ’toezicht’ en ‘zelfzorg’ in twijfel trekken”, waaruit blijkt dat of/of-categorieën de tijd zonder toezicht misschien niet goed karakteriseren. Er werd diversiteit geconstateerd in termen van naschoolse regelingen, verzorgers, de mogelijkheid om vriendjes uit te nodigen, en zelfs waar de naschoolse alleen-zijn plaatsvond.
Kinderen in het onderzoek konden ouders vaak bellen of bezoeken, hoewel sommige kinderen liever niet door ouders werden gebeld terwijl ze alleen thuis waren. Belle schrijft dat kinderen “op verschillende manieren over deze regelingen nadenken en de afwezigheid van ouders en hun eigen gebrek aan toezicht begrijpen”. Begrip voor het werk van hun ouders en waarom het belangrijk voor hen was om te werken, maakte afwezigheid voor sommige kinderen begrijpelijk, en anderen vonden plezier in hun “alleen thuis”-uren. Belle concludeerde dat terwijl “zelfzorg voor sommige kinderen een eenzame ervaring is”, het voor anderen “een rijkelijk ondersteunde ervaring” was.
Achterafkijkend op deze onderzoeken is de beoordeling van de geestelijke gezondheid van kinderen in relatie tot het gebrek aan toezicht na schooltijd minder verrassend dan het feit dat zo’n gebrek aan toezicht zo gewoon was. Nog maar kort geleden was er in het leven van kinderen vaak veel tijd alleen, buiten het zicht van volwassenen. Naarmate de generatie X ouder wordt en hun kinderen volwassen worden, zal het interessant zijn na te gaan wat de implicaties zijn van het voortdurende toezicht op kinderen en de afwezigheid daarvan in de generatie daarvoor.