Een voorbeeld van een leesnotitie uit Religie 107 – “Religious Perspectives on Death and Dying” (Format – ~1 pagina, half samenvatting, half beschouwing)
Leesnotities – Religie als cultureel systeem – Clifford Geertz
In dit hoofdstuk probeert Geertz religie te definiëren door een culturele lens, in een poging om de antropologische studie van religie vooruit te helpen. Geertz merkt op, en gelooft, dat de antropologische studie van religie stagneert door een enge focus op “transcendente figuren (p. 89)” zoals Freud, Durkheim en Weber. In zijn streven om voort te borduren op de grote theorieën uit het verleden wil Geertz de “culturele dimensie van religieuze analyse” onderzoeken (p. 89).
Om dit te kunnen doen, moet Geertz verder uitleggen wat hij bedoelt met “cultuur” en “religie”. Cultuur wordt gedefinieerd als “een historisch overgedragen patroon van betekenissen, belichaamd in symbolen,” die door mensen worden gebruikt om “hun levenshoudingen te communiceren, te bestendigen en te ontwikkelen (p. 89).” Religie wordt dan gedefinieerd als een speciaal systeem van symbolen dat vier verschillende dingen doet. Religie:
- Stelt krachtige “stemmingen en motivaties (p. 90)” in mensen vast
- Vormt een “algemene orde van het bestaan”
- Laat deze opvattingen overkomen als feiten
- Laat deze stemmingen en motivaties “uniek realistisch” lijken
Geertz legt vervolgens een aantal van de termen binnen zijn definities uit voordat hij in een uiteenzetting van hun oorsprong duikt. Om te verklaren waarom mensen deze religieuze symbolen creëren, kijkt Geertz naar het soort problemen dat religie voor mensen oplost – namelijk “het probleem van de betekenis”. Geertz maakt ook onderscheid tussen het religieuze perspectief en andere menselijke perspectieven die zich met dezelfde problemen bezighouden, namelijk het gezond-sensische, het wetenschappelijke en het esthetische.
Tot slot bespreekt Geertz hoe deze religieuze overtuigingen en symbolen aan hun autoriteit en schijnbare feitelijkheid komen, waarbij hij gebruik maakt van een anekdote over een Balinese praktijk om aan te tonen dat religieuze overtuigingen door rituelen in de actualiteit worden verankerd. Geertz besluit zijn algemene theorie met de stelling dat cultuur de basis is van waaruit sociale en psychologische processen kunnen worden begrepen, maar verheft cultuur ook boven hen door te beweren dat cultuur hen ook vormt (hoewel het niet duidelijk is of hij gelooft dat zij cultuur ook vormen). Door een combinatie van culturele, sociale en psychologische analyse gelooft Geertz dat de antropologische studie van religie vooruitgang kan boeken.
Bij nader inzien denk ik dat Geertz’ definitie van religie een lijn probeert te trekken rond wat religieus is en wat niet. Als je Geertz’ definitie kunt toepassen op “niet-religieuze verschijnselen” is dat misschien alleen maar omdat Geertz die verschijnselen als religieus zou definiëren. Als ik denk aan moderne dingen die niet-religieus zijn, maar die vaak wel in een religieuze definitie passen, denk ik vaak aan wetenschap of kapitalisme/consumentisme. Geertz besteedt veel tijd aan het scheiden van wetenschap en religie, dus ik zal kijken of er goede redenen zijn om Geertz’ definitie van religie van toepassing te achten op niet-religieuze verschijnselen.
Er zijn genoeg dingen die de 4 dingen doen die volgens Geertz essentiële kenmerken van religieuze verschijnselen zijn. Nationalisme bijvoorbeeld voldoet aan alle normen die Geertz heeft opgesteld.
Top van pagina