Wanneer heb je voor het laatst een preek gehoord waarin werd gesuggereerd dat een motief voor onze gehoorzaamheid de beloningen zouden moeten zijn die we in de hemel ontvangen? Ik denk dat het voor de meesten van ons lang geleden is, misschien zelfs nooit. Wanneer een preek (of boek) een motief voor gehoorzaamheid geeft, is het bijna altijd dankbaarheid voor wat Christus heeft gedaan. En dat is zeker een prachtige en fundamentele motivatie. Maar is het de enige motivatie?
Recentelijk ben ik bezig geweest met een commentaar op het boek Hebreeën en ik werd getroffen door de rol die beloningen hebben gespeeld in het leven van Gods volk. We worden eraan herinnerd dat Mozes gemotiveerd werd door beloningen: “Hij achtte schande omwille van Christus van grotere waarde dan de schatten van Egypte, omdat hij vooruitzag naar zijn beloning” (Heb 11:26). Waarom gehoorzaamde Abraham? Ons wordt verteld “Hij ging wonen in het land van de belofte…want hij zag uit naar de stad die fundamenten heeft” (Heb 11:9-10).
Dezelfde motivatie vinden we terug in de geschriften van het Nieuwe Testament. Jezus maakt het duidelijk: “Verheugt u op die dag en springt van vreugde, want ziet, uw loon is groot in de hemel” (Lucas 6:23). Paulus zegt het duidelijk: “Maar ieder zal zijn loon ontvangen naar zijn eigen arbeid” (1 Kor 3:8).
Ook Jezus zelf was gemotiveerd door zijn toekomstige beloning: “Die om de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis verdragen heeft, de schande verachtende” (Hebr. 12, 2).
Het lijkt erop dat vroegere generaties deze waarheid wellicht beter begrepen hebben. Richard Baxter legt de verschillende soorten motivaties voor onze gehoorzaamheid uit:
Deze volledige onderwerping en gehoorzaamheid is moeilijk, maar we moeten niet aarzelen om alles in het werk te stellen om het te bereiken. Hoe? (1.) Beschouw Gods regering. Moet Hij niet heersen over de schepselen die Hij geschapen heeft?…(2) God is volkomen geschikt om u te regeren. Zijn belang is voor uw welzijn…(3) Overweeg hoe onbekwaam en ongeschikt u bent om uzelf te regeren. Wij zijn blind, onwetend en bevooroordeeld door een verdorven wil en onstuimige hartstochten…(4) Overweeg de beloningen die bereid zijn voor gehoorzaamheid en de straf voor ongehoorzaamheid…(5) Overweeg de vreugde van volledige gehoorzaamheid. Alles is rustig in ons…(6) Overweeg onze eindeloze beloningen: “Goed gedaan, goede en trouwe dienaar! (A Christian Directory, 1:75-77).
Baxter biedt een hele reeks redenen waarom we God gehoorzamen, maar ik waardeer vooral #4, #5, en #6. Daarin geeft Baxter ons toekomstgerichte redenen voor gehoorzaamheid. In plaats van ons te vragen achterom te kijken (zoals we misschien van hem zouden verwachten), vraagt hij ons om vooruit te kijken naar de rijke zegeningen die God zal geven.
Maar, als beloningen duidelijk worden voorgesteld als een motivatie in het Christelijke leven, waarom horen we dan niet meer over beloningen op onze moderne preekstoelen? Ik ben er zeker van dat er veel antwoorden op die vraag zijn, maar laat me er één opperen: we zijn ervan overtuigd geraakt dat onze gehoorzaamheid er niet toe doet.
Ongetwijfeld heeft het bagatelliseren van christelijke gehoorzaamheid goede motieven – sommigen denken dat Christus het meest verheerlijkt wordt als we onze eigen gehoorzaamheid kleineren. Onze goede werken zijn slechts “vuile vodden” (Jes 64:6), zo wordt ons voorgehouden.
Maar deze hele gedachtegang gaat voorbij aan het onderscheid tussen de pogingen van een ongelovige om zich aan de wet te houden en die van een wedergeboren gelovige. Toegegeven, geen van beide kan redding of rechtvaardiging verdienen. Beiden schieten jammerlijk tekort ten opzichte van Gods perfecte maatstaven. Maar dat betekent niet dat de gehoorzaamheid van de gelovige er niet toe doet. God kan er nog steeds tevreden mee zijn, ook al is die niet volmaakt. Kijk eens naar John Piper’s commentaar op dit punt:
Het is vreselijk verwarrend als mensen zeggen dat de enige gerechtigheid die enige waarde heeft, de toegerekende gerechtigheid van Christus is. Ik ben het ermee eens dat rechtvaardiging niet gebaseerd is op onze eigen gerechtigheid, maar alleen op de gerechtigheid van Christus die ons wordt toegerekend. Maar soms zijn mensen onzorgvuldig en spreken zij geringschattend over alle menselijke gerechtigheid, alsof er niet zoiets zou bestaan dat God behaagt. Zij halen vaak Jesaja 64:6 aan waarin staat dat onze gerechtigheid is als vuile vodden… wanneer mijn zonen doen wat ik hen opdraag, noem ik hun gehoorzaamheid geen “vuile vodden”, ook al is ze niet volmaakt. God ook niet. Temeer omdat Hij zelf “in ons werkt hetgeen Hem behaagt” (Hebreeën 13:21). Hij noemt zijn eigen, door de Geest gewrochte vrucht, geen “vodden” (Future Grace, 151-152).
Natuurlijk geeft Piper gewoon de standaard gereformeerde visie op deze zaak weer. De Westminster Confessie van het Geloof is duidelijk:
Niettegenstaande dat de persoon van de gelovigen door Christus wordt aangenomen, worden ook hun goede werken in Hem aangenomen; niet alsof zij in dit leven geheel onberispelijk en onberispelijk waren in Gods ogen; maar dat het Hem behaagt, als Hij ze in Zijn Zoon aanschouwt, te aanvaarden en te belonen wat oprecht is, hoewel gepaard gaand met vele zwakheden en onvolkomenheden (WCF 16.6).
Deze erkenning dat God behagen schept in het werk van zijn mensen is niet, zoals sommigen misschien denken, een recept voor trots, maar eerder een geweldige (en broodnodige) bemoediging voor degenen onder ons die werken in de bediening (of we nu voorgangers of leken zijn). De waarheid moet gezegd worden, bediening kan moeilijk zijn. Onze inspanningen kunnen zinloos lijken.
Wat een verkwikking voor onze ziel om te weten dat onze vader in de hemel dit werk werkelijk op prijs stelt. Het is als zalf op onze blaren, en een balsem voor onze pijnlijke spieren, te weten dat hij blij is met de door geloof gedreven werken van zijn kinderen.
Hij is als een vader die het schilderij ziet dat zijn vijfjarige van school heeft meegebracht. Hij minacht het niet omdat het geen Rembrandt is. In plaats daarvan neemt hij het schilderij, met al zijn gebreken, en plakt het op de koelkast zodat iedereen het kan zien.
Het is juist deze hoop – dat God blij zal zijn met ons werk – die Jezus ons als motief geeft voor onze bedieningen. Want onze hoop is dat we op een dag zullen horen: “Goed gedaan, goede en trouwe dienaar” (Matt 25:23).
Alleen wanneer we inzien dat de gehoorzaamheid van de gelovige er werkelijk toe doet, en dat we onze Vader werkelijk kunnen behagen, zullen de beloningspassages in de Bijbel enige zin hebben. Wanneer wij zwoegen voor de zaak van Christus, willen wij de bemoedigende woorden van Paulus horen, en worden wij daardoor gesterkt: “Uw arbeid is niet tevergeefs” (1 Kor 15:58).