Wat zijn aardbevingsgevaren?
Aardbevingen leveren eigenlijk weinig direct gevaar op voor een mens. Mensen kunnen niet door een aardbeving worden doodgeschud. Sommige films laten scènes zien waarin de grond plotseling opengaat en mensen in vurige kuilen vallen, maar dit gebeurt in het echte leven gewoon niet.
Het effect van grondschokken
Het eerste grote aardbevingsgevaar (gevaar) is het effect van grondschokken. Gebouwen kunnen schade oplopen door het schudden zelf of doordat de grond onder de gebouwen zakt tot een ander niveau dan vóór de aardbeving (verzakking).
Figuur 1 – Deze mannen ontsnapten ternauwernood toen de voorgevel van de Anchorage J.C. Penny’s instortte tijdens de aardbeving van Goede Vrijdag in 1964. |
Figure 2 – One side of this Anchorage street dropped drastically during the 1964 Good Friday earthquake. |
Figure 3 – These buildings in Japan toppled when the soil underwent liquefaction. |
Buildings can even sink into the ground if soil liquefaction occurs. Liquefaction is the mixing of sand or soil and groundwater (water underground) during the shaking of a moderate or strong earthquake. When the water and soil are mixed, the ground becomes very soft and acts similar to quicksand. If liquefaction occurs under a building, it may start to lean, tip over, or sink several feet. The ground firms up again after the earthquake has past and the water has settled back down to its usual place deeper in the ground. Vloeibaarmaking is een gevaar in gebieden met grondwater aan de oppervlakte en zandgrond. |
Bouwen kunnen ook schade oplopen door sterke oppervlaktegolven die de grond doen deinen en slingeren. Gebouwen in het pad van deze oppervlaktegolven kunnen door alle bewegingen overhellen of kantelen. De aardschokken kunnen ook aardverschuivingen, modderstromen en lawines op steilere heuvels of bergen veroorzaken, die allemaal gebouwen kunnen beschadigen en mensen kunnen verwonden.
Grondverschuiving
Het tweede grote aardbevingsgevaar is grondverschuiving (beweging van de grond) langs een breuk. Als een constructie (een gebouw, een weg, enz.) over een breuk is gebouwd, kan de grondverschuiving tijdens een aardbeving die constructie ernstig beschadigen of uit elkaar trekken. |
Figuur 4 – Deze weg, die de San Andreas-breuk kruist, werd doormidden gesneden door de aardbeving van 1906. Het ene uiteinde van de weg gleed tijdens de beving 6,5 meter voorbij het andere. |
Overstromingen
Het derde grote gevaar is overstroming. Een aardbeving kan dammen of dijken langs een rivier doen scheuren (breken). Het water van de rivier of het stuwmeer zou dan het gebied overspoelen, gebouwen beschadigen en misschien mensen wegvagen of verdrinken.
Figuur 5 – Het spoorwegemplacement van Seward, Alaska, was een verwrongen puinhoop nadat het in 1964 door een tsunami was getroffen. De tsunami werd veroorzaakt door de aardbeving van Goede Vrijdag. “> Tsunami’s en seismische overstromingen kunnen ook veel schade aanrichten. Een tsunami is wat de meeste mensen een vloedgolf noemen, maar het heeft niets te maken met de getijden op de oceaan. Het is een enorme golf die wordt veroorzaakt door een aardbeving onder de oceaan. Tsunami’s kunnen tientallen meters hoog zijn wanneer ze de kust raken en kunnen enorme schade aanrichten aan de kustlijn. Seïches zijn als kleine tsunami’s. Ze komen voor op meren die door de aardbeving worden dooreengeschud en zijn meestal maar een paar meter hoog, maar ze kunnen toch overstromen of huizen omverwerpen, en bomen doen kantelen. |
Brand
Het vierde grote aardbevingsgevaar is brand. Deze branden kunnen ontstaan door gebroken gas- en elektriciteitsleidingen, of door omgevallen hout- of kolenkachels. Ze kunnen een ernstig probleem vormen, vooral als ook de waterleidingen die de brandkranen voeden, kapot zijn. Na de grote aardbeving in San Francisco in 1906 bijvoorbeeld, brandde de stad drie dagen lang. Het grootste deel van de stad werd verwoest en 250.000 mensen werden dakloos. |
Figuur 6 – San Francisco brandt af na de aardbeving van 1906. |