Vraag: “Wie was Jedidja in de Bijbel?”
Antwoord: De enige vermelding van de naam Jedidja in de Bijbel is te vinden in 2 Samuël 12:25. Koning Salomo, de tweede zoon van David en Bathseba, kreeg van God de naam Jedidja. Nadat Salomo was geboren, zond God een boodschap door de profeet Nathan dat zijn naam Jedidiah (Hebreeuws voor “Geliefde van de Heer”) moest zijn. De Schrift zegt dat God hem Jedidja noemde “omdat de Here hem liefhad” (2 Samuël 12:25). De namen Jedidja en David zijn verwant in die zin dat de naam David “geliefde” betekent.
Hoewel Israëls derde koning in de Bijbel over het algemeen Salomo wordt genoemd, is het onbekend welke naam tijdens zijn regering werd gebruikt. Sommige schriftgeleerden geloven dat de naam Salomo (“Vredestichter”) door zijn vader David als troonnaam was gegeven, in afwachting van zijn toekomstige regering van vrede over Jeruzalem; anderen geloven dat Jedidja de troonnaam was. Het is mogelijk dat de Heer hem eerst de naam Salomo gaf (1 Kronieken 22:8-10), maar hem daarna de extra naam Jedidja gaf als een teken van Zijn liefde.
Solomon (Jedidja) regeerde over Israël na zijn vader David en zat ca. 970-930 v.Chr. op de troon. Dit was ondanks de pogingen van Salomo’s halfbroer Adonia om de troon te bemachtigen tijdens Davids laatste dagen. Aan het begin van zijn regering werd Salomo/Jedidja door de Heer gevraagd wat hij verlangde, en Salomo’s antwoord onthult een zacht hart. De koning vraagt niet om grote eer of rijkdom, maar om wijsheid om Gods volk goed te besturen en om onderscheidingsvermogen tussen goed en kwaad. Vanwege dit antwoord schonk de Heer Salomo niet alleen wijsheid die veel verder ging dan die van andere koningen, maar Hij zegende hem ook met rijkdom, eer en andere genoegens (1 Koningen 3:4-15; 4:29-31). Zelfs de koningin van Scheba reisde meer dan 1000 mijl om de glorie en wijsheid van Jedidja, de Geliefde des Heren, te zien (1 Koningen 10:1).
Vele dingen in het leven van koning Jedidja/Solomo wijzen erop dat hij inderdaad Geliefde des Heren was. Onder de heerschappij van Jedidja/Solomo beleefde Israël een tijd van grote vrede en voorspoed (1 Koningen 4:25). Salomo bouwde de tempel van de Heer, een taak die God speciaal voor hem had gereserveerd (2 Samuël 7:13; 1 Kronieken 17:12; 22:6-11). Onder zijn regering werd het koninkrijk uitgebreid tot zijn grootste geografische capaciteit met overwinningen op de Filistijnen, Moabieten, Ammonieten, en Edomieten. Jedidja/Solomon was zeker geen volmaakte koning; in feite dwaalde hij af tot afgoderij (1 Koningen 11:4), wat Gods zegen en standvastige liefde des te opmerkelijker maakt.
Studenten van de Schrift hebben parallellen opgemerkt tussen Jedidja/Solomon en Jezus Christus. De woorden van de Vader over Jezus, “Deze is mijn Zoon, die Ik liefheb; met Hem heb Ik Mijn welbehagen” (Mattheüs 3:17), komen overeen met de naam Jedidja. De titel van de Heer, Vredevorst, roept gedachten op aan de naam Salomo, de “vredelievende” koning. De zegen van Psalm 72, geschreven over Salomo, zou ook op Jezus kunnen worden toegepast: “Moge zijn naam eeuwig voortbestaan; moge hij voortduren zolang als de zon. Dan zullen alle volken door hem gezegend worden, en zij zullen hem gezegend noemen” (vers 17). Op een dag zal Jezus Christus op Davids troon zitten (Jesaja 9:7), en de wereld zal gerechtigheid, vrede, rijkdom, liefde en zegen zien als nooit tevoren. Koning Jedidja in al zijn glorie was slechts een duistere voorafschaduwing van de heerschappij van de Messias, de “groter dan Salomo” (Mattheüs 12:42).