Het is altijd verleidelijk om naar de Olympische Spelen te kijken en je af te vragen:
Het antwoord is bijna altijd nee – waarschijnlijk omdat de meesten van ons niet beschikken over de werkethiek, het doorzettingsvermogen en het atletisch vermogen. Maar er is nog iets dat er bij de meeste sporten echt toe doet: je lengte.
We hebben het niet alleen over basketbal of volleybal, waar lengte je een duidelijk voordeel geeft. We hebben het over sporten als sprinten, waarbij het onduidelijk is hoe een bepaalde lengte kan helpen. Maar als je eenmaal naar de beste atleten kijkt, begin je een trend te zien.
Wat je bijvoorbeeld ontdekt is dat marathonlopers korter zijn – omdat lichter zijn een enorm voordeel is. Voor gewichtheffers is een lengte van 1,80 m ideaal, omdat je dan onder het gewicht kunt komen, terwijl je lang genoeg bent voor veel spieren.
Die les heb ik in een ander leven geleerd, als ijshockeyschrijver, toen al mijn data-crunching me deed inzien dat bijna alle succesvolle ijshockeyprofs ongeveer 1,80 m lang waren, plus of min een paar centimeter.