De duizend-meter-staar is een gebruikelijke retorische conventie in visuele representaties van Amerikaanse oorlogen. Dit essay analyseert het staren in Tom Lea’s, David Douglas Duncan’s, en Luis Sinco’s oorlogsbeelden, en vraagt zich af: Hoe stimuleert de circulatie van dergelijke beelden de burger toeschouwers om zich de oorlogservaringen van hun militaire vertegenwoordigers voor te stellen? Ondersteunt of beperkt deze verbeelding de burgerlijke actie ten behoeve van de veteranen? In tegenstelling tot eerdere analyses, waarin de blik wordt bekritiseerd omdat die protest tegenhoudt, wordt in dit essay betoogd dat de blik burgeractie kan aanmoedigen door de afstand van burgers tot het oorlogsgeweld productief te bemiddelen. De blik duidt op traumatisch geweld dat niet in het beeld voorkomt, maar roept toeschouwers op zich dat geweld voor te stellen ondanks de afwezigheid ervan. Hoewel Duncan’s omlijsting van de blik een mannelijke, stoïcijnse en opofferende visie biedt die het kritische potentieel ervan inperkt, bieden Lea’s en Sinco’s omlijstingen multimodale diepgang, waarbij oorspronkelijk geweld, traumatische dissociatie en geestelijk letsel worden voorgesteld als publieke problemen die om een oplossing vragen.