Chaplain, oorspronkelijk een priester of predikant die de leiding had over een kapel, nu een gewijd lid van de geestelijkheid die een speciaal ambt krijgt toegewezen. De titel dateert uit de eerste eeuwen van de christelijke kerk.
In de 4e eeuw werden kapelaans (Latijn cappellani) zo genoemd omdat zij de beroemde halve cape van Sint Maarten (cappella, verkleinwoord van cappa) bewaarden. Dit heilige relikwie gaf zijn naam aan de tent en later aan het eenvoudige oratorium of de kapel waar het werd bewaard. Daar kwamen nog andere relikwieën bij die werden bewaakt door kapelaans die door de koning waren aangesteld tijdens de Merovingische en Karolingische perioden, en vooral tijdens het bewind van Karel de Grote, die geestelijke bedienaren (capellani) aanstelde die in het koninklijk paleis woonden. Naast hun hoofdtaak, de bewaking van de heilige relikwieën, droegen zij op feestdagen ook de mis op voor de koning, werkten zij samen met de koninklijke notarissen en schreven zij alle documenten die de koning van hen verlangde. In hun taken werden aalmoezeniers dus geleidelijk meer vereenzelvigd met directe dienstverlening aan de vorst als adviseurs in zowel kerkelijke als wereldlijke zaken.
De gewoonte van koningen om hun eigen aalmoezeniers te benoemen verspreidde zich over het gehele westerse christendom. Veel van de koninklijke aalmoezeniers werden benoemd tot bisschop en tot de hoogste ambten in de kerk; en tot op de dag van vandaag benoemen de Britse vorsten hun eigen koninklijke aalmoezeniers. De Britse vorsten benoemen nog steeds de leden van het Royal College of Chaplains, wier taken nu niet veel meer inhouden dan af en toe te preken in de koninklijke kapel.
In het moderne gebruik is de term aalmoezenier niet beperkt tot een bepaalde kerk of denominatie. Geestelijken en predikanten die zijn aangesteld bij een verscheidenheid aan instellingen en organen – zoals begraafplaatsen, gevangenissen, ziekenhuizen, scholen, hogescholen, universiteiten, ambassades, legaties en strijdkrachten – worden gewoonlijk aalmoezeniers genoemd.
Aalmoezeniers dienen in de strijdkrachten van de meeste landen, over het algemeen als officieren die geen wapens hoeven te dragen. In de strijdkrachten van de Verenigde Staten zijn protestantse, rooms-katholieke en joodse aalmoezeniers werkzaam.
Een aalmoezenier vervult in de meeste strijdkrachten in principe dezelfde functies. Een aalmoezenier in het Amerikaanse leger moet godsdienstige diensten en bedieningen verzorgen of laten verzorgen, zijn commandant en collega-stafofficieren adviseren over godsdienstige en zedelijke aangelegenheden, een uitgebreid programma van godsdienstig onderwijs verzorgen, als raadgever en vriend voor het personeel van het commando dienen, en instructielessen geven in het morele begeleidingsprogramma van zijn dienst.