Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) wordt “gedefinieerd door een tekort aan exocriene pancreasenzymen dat resulteert in een onvermogen om een normale spijsvertering in stand te houden. “1 Dit tekort leidt tot een inadequate vertering van voedingsstoffen. Het leidt met name tot vetmalabsorptie, die optreedt wanneer de intraduodenale lipaseniveaus dalen tot minder dan 5% à 10% van de normale enzymenproductie.1 De gevolgen van een tekort zijn pancreassteatorroe, gewichtsverlies en een verminderde kwaliteit van leven.
Wanneer EPI het gevolg is van cystische fibrose (CF) of chronische pancreatitis, leidt de verminderde bicarbonaatproductie tot een lagere darm-pH, waardoor galzoutzuren neerslaan, de vorming van micellen van vetten wordt belemmerd, en een slechte vetvertering optreedt.
Veel artsen ervaren “aanzienlijke verwarring” over de dosering en toediening van pancreasenzymen bij patiënten met deze aandoening, en over de vraag welke tests voor EPI het best kunnen worden gebruikt voor de diagnose. Een recent opiniestuk van Struyvenberg et al “heeft tot doel de bestaande mythes aan te pakken, de huidige verwarring weg te nemen, en te fungeren als een praktische gids voor de diagnose en behandeling van EPI.”1
Mythe
Continue Reading
EPI komt alleen voor bij >90% verlies van exocriene alvleesklierfunctie.
Expert Opinion
EPI vertegenwoordigt een graded response in plaats van een precieze cut-off in pancreasfunctie en dus kunnen patiënten baat hebben bij vroegtijdig testen.
Chronische pancreatitis is een belangrijke oorzaak van EPI. Daarnaast zijn er tal van andere pancreas- en niet-pancreas-oorzaken, waaronder een voorgeschiedenis van uitgebreide necrotiserende acute pancreatitis, pancreaskanker, pancreasoperaties, CF, coeliakie, diabetes mellitus, ziekte van Crohn, maagoperaties, short bowel syndroom, en Zollinger-Ellison syndroom.
De symptomen van EPI zijn onder meer steatorroe (d.w.z. kleikleurige, losse, vettige, vies ruikende grote ontlasting), abdominaal ongemak, opgeblazen gevoel en gewichtsverlies. De auteurs stellen dat drijvende ontlasting geen indicatie is voor steatorroe. Anderzijds is ontlasting die aan de toiletpot blijft kleven een meer specifiek teken.
De auteurs merken op dat zuigelingen – vooral premature zuigelingen die met flesvoeding worden gevoed – de grootste groep vormen van mensen met EPI.