Romeins recht
Het Romeinse contractenrecht, zoals dat voorkomt in de wetboeken van de Byzantijnse keizer Justinianus van de 6e eeuw n.Chr., weerspiegelt een lange economische, sociale en juridische ontwikkeling. Het erkende verschillende soorten contracten en overeenkomsten, waarvan sommige afdwingbaar waren, en andere niet. Een groot deel van de rechtsgeschiedenis draait om de classificaties en onderscheidingen van het Romeinse recht. Pas in de laatste fase van zijn ontwikkeling handhaafde het Romeinse recht, in algemene termen, informele, uitvoerende contracten, d.w.z. overeenkomsten die moesten worden uitgevoerd nadat ze waren gesloten. Dit ontwikkelingsstadium ging verloren met het uiteenvallen van het Westerse Rijk. Toen West-Europa van een verstedelijkte commerciële samenleving veranderde in een gelokaliseerde agrarische samenleving, werden de Romeinse rechtbanken en bestuurders vervangen door relatief zwakke en onvolmaakte instellingen.
De wedergeboorte en de ontwikkeling van het verbintenissenrecht maakten deel uit van de economische, politieke en intellectuele renaissance van West-Europa. Het ging overal gepaard met een opleving van de handel en de opkomst van het nationale gezag. Zowel in Engeland als op het continent werden de gebruikelijke regelingen ongeschikt bevonden voor de commerciële en industriële samenlevingen die in opkomst waren. De informele overeenkomst, zo noodzakelijk voor handel en commercie in markteconomieën, was niet afdwingbaar bij wet. Het economische leven in Engeland en op het vasteland speelde zich, zelfs nadat zich een handelseconomie begon te ontwikkelen, af binnen het juridische kader van het formele contract en van de half uitgevoerde transactie (d.w.z. een transactie die aan één kant reeds volledig was uitgevoerd). Noch in continentaal Europa, noch in Engeland was de ontwikkeling van een contractenrecht een gemakkelijke opgave. Uiteindelijk slaagden beide rechtsstelsels erin te produceren wat nodig was: een corpus van contractleer waarmee gewone zakelijke overeenkomsten, die een toekomstige uitwisseling van waarden inhielden, afdwingbaar konden worden gemaakt.
Het nieuwe contractenrecht begon in heel Europa te groeien door de praktijken van kooplieden; deze vielen aanvankelijk buiten de rechtsorde en konden niet worden gehandhaafd voor de rechtbanken. De kooplieden ontwikkelden informele en flexibele praktijken die pasten bij het actieve commerciële leven. In de 13e eeuw werden op de internationale handelsbeurzen koopmansgerechten opgericht. De koopmansrechtbanken boden snelle procedures en een snelle rechtspraak en werden bestuurd door mannen die zelf koopman waren en dus volledig op de hoogte van de handelsproblemen en -gebruiken.
In de 12e en 13e eeuw begon de ontwikkeling van het contractenrecht op het continent en in Engeland uiteen te lopen. In Engeland ontwikkelde het gewoonterecht zich pragmatisch via de rechtbanken. Op het vasteland verliep het proces heel anders, met speculatieve en systematische denkers die een veel grotere rol speelden.