Politieke eenheid
Jinnah’s inspanningen om de politieke eenheid van Hindoes en Moslims tot stand te brengen leverden hem de titel op van “de beste ambassadeur van de Hindoe-Moslim eenheid”, een epitheton dat door Gokhale werd bedacht. Het was grotendeels dankzij zijn inspanningen dat de Congrespartij en de Moslimliga hun jaarlijkse vergaderingen gezamenlijk begonnen te houden, om wederzijds overleg en deelname te vergemakkelijken. In 1915 hielden de twee organisaties hun bijeenkomsten in Bombay en in 1916 in Lucknow, waar het pact van Lucknow werd gesloten. Krachtens dit pact zetten de twee organisaties hun handtekening onder een plan voor constitutionele hervorming dat hun gezamenlijke eis werd ten aanzien van de Britse regering. Het was een kwestie van geven en nemen, maar de Moslims kregen een belangrijke concessie in de vorm van aparte kiesdistricten, die de regering hun al in 1909 had toegekend, maar waartegen het Congres zich tot dan toe had verzet.
Tussen was in de persoon van Mohandas (Mahatma) Gandhi een nieuwe kracht in de Indiase politiek verschenen. Zowel de Home Rule League als de Congress Party waren onder zijn invloed gekomen. Jinnah was gekant tegen Gandhi’s niet-coöperatiebeweging en zijn in wezen hindoeïstische benadering van de politiek, en verliet in 1920 zowel de Liga als de Congrespartij. Gedurende enkele jaren hield hij zich afzijdig van de belangrijkste politieke bewegingen. Hij bleef een overtuigd voorstander van de eenheid tussen Hindoes en Moslims en van constitutionele methoden om politieke doelen te bereiken. Nadat hij zich uit het Congres had teruggetrokken, gebruikte hij het platform van de Moslimliga voor het uitdragen van zijn standpunten. Maar gedurende de jaren 1920 werd de Moslimliga, en daarmee Jinnah, overschaduwd door het Congres en de religieus georiënteerde Moslim Khilafat beweging.
Toen de mislukking van de niet-coöperatie beweging en de opkomst van Hindoe opwekkingsbewegingen leidden tot vijandigheid en rellen tussen Hindoes en Moslims, begon de Moslimliga aan kracht en samenhang te verliezen, en provinciale Moslim leiders vormden hun eigen partijen om in hun behoeften te voorzien. Jinnah’s probleem gedurende de volgende jaren was dus om de Muslim League om te vormen tot een verlicht, verenigd politiek lichaam dat bereid was samen te werken met andere organisaties die zich inzetten voor het welzijn van India. Bovendien moest hij de Congress Party, als voorwaarde voor politieke vooruitgang, overtuigen van de noodzaak om het Hindoe-Moslim conflict op te lossen.
Een dergelijke toenadering tot stand brengen was Jinnah’s voornaamste doel gedurende de late jaren twintig en vroege jaren dertig. Hij streefde dit doel na in de wetgevende vergadering, op de Ronde Tafel Conferentie in Londen (1930-32), en door middel van zijn “14 punten”, waaronder voorstellen voor een federale regeringsvorm, meer rechten voor minderheden, eenderde vertegenwoordiging voor Moslims in de centrale wetgevende macht, scheiding van de overwegend Moslim regio Sindh van de rest van de provincie Bombay, en invoering van hervormingen in de Noord-Westelijke Grensprovincie. Het feit dat hij er niet in slaagde zelfs maar kleine wijzigingen aan te brengen in de voorstellen van het Comité Nehru (1928) met betrekking tot de kwestie van de afzonderlijke kiesdistricten en de reservering van zetels voor moslims in de wetgevende lichamen, frustreerde hem. Hij bevond zich in die tijd in een merkwaardige positie: veel Moslims vonden dat hij een te nationalistisch beleid voerde en dat de belangen van de Moslims niet veilig waren in zijn handen, terwijl de Congrespartij zelfs niet half tegemoet wilde komen aan de gematigde eisen van de Moslims. Inderdaad, de Moslimliga was een huis dat tegen zichzelf verdeeld was. De Punjab Muslim League verwierp Jinnah’s leiderschap en organiseerde zich afzonderlijk. Uit afschuw besloot Jinnah zich in Engeland te vestigen. Van 1930 tot 1935 verbleef hij in Londen, waar hij zich toelegde op zijn praktijk voor de Privy Council. Maar toen er constitutionele veranderingen op til waren, werd hij overgehaald naar huis terug te keren om aan het hoofd te staan van een opnieuw samengestelde Moslimliga.
Weldra begonnen de voorbereidingen voor de verkiezingen in het kader van de Government of India Act van 1935. Jinnah dacht nog steeds in termen van samenwerking tussen de Moslimliga en de door de Hindoes gecontroleerde Congress Party en met coalitieregeringen in de provincies. Maar de verkiezingen van 1937 bleken een keerpunt te zijn in de betrekkingen tussen de twee organisaties. Het Congres behaalde een absolute meerderheid in zes provincies, en de Liga deed het niet bijzonder goed. De Congrespartij besloot de Liga niet te betrekken bij de vorming van provinciale regeringen, en exclusieve all-Congress regeringen waren het gevolg. De betrekkingen tussen Hindoes en Moslims begonnen te verslechteren, en al snel werd de ontevredenheid onder de Moslims grenzeloos.