Sir: Onttrekkingsverschijnselen geassocieerd met abrupt stoppen met antidepressiva, waaronder tricyclische antidepressiva (TCA’s), monoamine oxidase remmers (MAO-remmers), en selectieve serotonine heropname remmers (SSRI’s) worden veelvuldig gerapporteerd in de literatuur.1 Tot op heden is er slechts één gepubliceerd verslag van ontwenningsverschijnselen geassocieerd met mirtazapine.2 Hierin wordt een casus gepresenteerd van een patiënte die ontwenningsverschijnselen ervoer die gepaard gingen met het plotseling staken van mirtazapine.
Case report. Mevrouw A, een 25-jarige vrouw, werd gediagnosticeerd met een depressieve episode, matig en paniekstoornis zonder agorafobie volgens de DSM-IV. Ze slikte mirtazapine, 60 mg/dag, en clonazepam, 0,5 mg b.i.d. Het ging goed met haar totdat ze onverwacht de stad uit moest vanwege een noodsituatie in haar familie. Tegen het einde van haar verblijf raakte haar mirtazapine op en binnen 48 uur begon ze angst, rusteloosheid, prikkelbaarheid, misselijkheid, braken en slapeloosheid te bemerken. Ze bleef clonazepam nemen en had geen last van paniekaanvallen. Bij haar terugkeer werd mevrouw A geëvalueerd en werd de mirtazapine-therapie hervat in haar gebruikelijke dosis. Haar symptomen verdwenen volledig binnen 24 uur. Na 3 maanden bleef ze stabiel.
Onmiddellijke ontwenning van antidepressiva kan een verscheidenheid aan somatische en psychologische symptomen veroorzaken.3 Hoewel het precieze mechanisme niet volledig bekend is, zou een ontregelde toestand van serotonine een rol kunnen spelen.4 Schatzberg e.a.5 stellen dat andere neurotransmitters zoals dopamine, noradrenaline en γ-aminoboterzuur (GABA) hierbij betrokken kunnen zijn, evenals cholinerge terugkoppeling. In dit specifieke geval kan er sprake zijn geweest van een ontregeling van zowel het serotonine- als het noradrenerge systeem, gezien het farmacologische profiel van mirtazapine, dat zowel de serotonerge als de noradrenerge transmissie versterkt.6 Omdat het plotseling of abrupt staken van de antidepressivatherapie kan leiden tot een onttrekkings- of stopzettingssyndroom, moeten artsen zich bewust zijn van deze mogelijkheid. Hoewel het syndroom in de tijd beperkt is, kunnen de symptomen hinderlijk zijn voor patiënten en bijdragen aan verminderde therapietrouw, wat leidt tot onnodige bezoeken.
Conclusies en meningen zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het standpunt of beleid van de Amerikaanse regering, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van het Leger, of het U.S. Army Medical Command.