Verzorging onder water
Walvissen en dolfijnen vertonen als zeezoogdieren de typische kenmerken van zoogdieren: ze zijn warmbloedig, ademen lucht, hebben een vacht (hoewel slechts enkele haren of gedurende een beperkte periode), brengen levende jongen ter wereld en produceren melk om hun kroost te voeden. De kalveren van walvissen en dolfijnen kunnen kort na de geboorte zwemmen, maar zijn niet in staat om te jagen en zich te voeden en worden dus met melk van de moeder gevoed; sommige soorten zogen meer dan een jaar lang! Zonder lippen, en levend in een aquatisch milieu, kunt u de moeilijkheden begrijpen die inherent zijn aan het zogen. Je kunt ook begrijpen hoe moeilijk het voor ons mensen is om zo dichtbij te komen dat we echt kunnen zien wat er tijdens het zogen gebeurt. Walvis- en dolfijnkalfjes duiken regelmatig kort onder de moeder om te zogen. Walvissen en dolfijnen hebben geen uitwendige tepels, maar hun tepels zijn ingesloten in borstspleet. Wanneer het kalf wordt gestimuleerd om te zogen, komt de tepel bloot te liggen en het kalf positioneert zich zo dat de tepel zich bij de opening van de kaak van het kalf bevindt om te voeden. Ook wordt gedacht dat de tong tot een buisje om de tepel wordt gerold, of in een U-vorm wordt gerold en tegen het verhemelte wordt gedrukt en rond de tepel wordt geplaatst, en dat de moeder vrijwillig melk in de mond van het kalf spuit.
Melk van walvissen en dolfijnen varieert aanzienlijk in vetgehalte, maar het is veel hoger dan dat van moedermelk van de mens. Het hogere vetgehalte maakt een snelle groei mogelijk; het is zeer belangrijk voor kalveren om een dikke laag blubber te ontwikkelen vanwege de thermoregulerende eisen van een zeemilieu (warmte gaat in water sneller verloren dan in lucht). Het hoge vetgehalte zorgt er ook voor dat de melk zich door het water kan verplaatsen zonder te breken, omdat ze veel dikker is.
Baleinwalvissen en tandwalvissen (met inbegrip van dolfijnen) verschillen van elkaar wat hun melkgehalte en lactatiegewoonten betreft. Baleinwalvissen hebben een relatief korte lactatieperiode (5-7 maanden) waarin ze vasten of zeer weinig eten. Tandwalvissen daarentegen hebben een langere lactatieperiode (1-3 jaar), gedurende welke de moeders zich voeden.
Geschreven door: Minke Tolsma
Voor verder lezen: